Walter Zwart's Monique historie deel 21

op . Gepost in Monique Archief

Leendert VingerlingDit is deel 21 van het vervolgverhaal van Walter Zwart over de radiostations aan boord van de Ross Revenge. In dit hoofdstuk een bijdrage van Leendert Vingerling. Een verhaal over weer en wind. Leendert o­nderhield destijds het contact tussen wal en schip en blikt nog één keer terug.

De zwakste schakel van de zeezenders was de bevoorrading. Zonder aanvoer van voedsel, water en dieselolie zou een station niet kunnen uitzenden. Het was daarom voor mij een enorme uitdaging om te zorgen dat de tent kon blijven draaien.

Al in 1979 werkte ik voor Radio Delmare als bevoorrader. Met behulp van een vissersbootje, volgestouwd met blikken olie, tapes en bemanning, voer ik twee keer per week bij het krieken van de dag weg uit Ouddorp. Een hachelijke o­nderneming, want de buitenboordmotor hoefde maar uit te vallen en je was overgeleverd aan de grillen van de zee.
In die tijd werd er gevaren met een simpel kompasje. Zeekaarten gingen niet mee, want die werden toch nat, en geld voor een marifoon was er niet. Gerard van Dam, de man achter Delmare hield o­ns altijd voor dat er geen geld was en dat we het moesten doen voor een hap eten en een hoop lol.
Helaas heb ik er weinig eten en lol aan overgehouden. Het tenderbootje werd door de douane in beslaggenomen toen ik in de haven van Stellendam lag, na terug te zijn gekeerd vanwege te dichte mist. Aanvankelijk dacht de politie dat ik smokkelde, maar toen de boot o­ndersteboven werd gekeerd en er platen, bandjes, soldeertangen en heel veel voedsel werd o­ntdekt, was het zo klaar als een klontje.
Ik belandde een nacht in de cel en werd veelvuldig o­ndervraagd door het legendarische opsporingsteam Van Rood, Noordzij en van Empel. Achteraf bleek het een goede leerschool.

Na een kortstondig avontuur met het uitrusten van de logger Morgenster als zendschip in de haven van Maassluis voor de Rotterdamse zanger Ray Statson, was ik van lieverlede door de wol geverfd en was het wachten op een nieuwe gelegenheid.

Radio Del MareDie deed zich voor toen de Magda Maria (Radio Paradijs en Radio Monique) voor de kust lag. Uit betrouwbare bron had ik vernomen dat er een entering door justitie werd voorbereid. Omdat er geen communicatie mogelijk was met het zendschip, besloot ik met de rubberboot vanaf het strand van Noordwijk te vertrekken. Helaas was de zeegang te wild en lukte het niet om het schip te bereiken. Maar denk je eens in, als het me wel was gelukt.....

Met de terugkeer van Radio Caroline in 1983 werd de draad van het bevoorraden weer opgepakt. Als eerste lukte het me om met een motorsailer vol met zeezenderfans aan boord te komen van de Ross Revenge.
In principe werd niemand toegelaten, maar met een beetje geluk moest ik Peter Chicago zo ver zien te krijgen om o­ns het zendschip te laten bezoeken. Ik stapte in de rubberboot met een aantrekkelijke vrouw en een bekende van Chicago. Verder gingen er kratten bier, kaas, gebak en vla mee. Die verleiding kon Chicago niet weerstaan en we mochten in groepjes van drie de boot bezichtigen.

Het ijs was nu gebroken en nadien volgden er nog diverse tripjes vanuit Colijnsplaat.
De bemanning aan boord wist wie ik was en dat ik goed volk bij me had. Zodoende groeide er een relatie. In de winter van dat jaar besloot de schipper echter zijn charterboot niet meer beschikbaar te stellen voor reisjes naar de Ross. Het werd hem allemaal een beetje te gevaarlijk, want de wet verbood nu eenmaal medewerking aan zeezenders.

Wat nu? Waar vind je nog schippers die hun boot in de waagschaal willen stellen? Ik liep alle havens af, maar niemand zag het zitten. Toen ik bijna ten einde raad was, rinkelde de telefoon.
Rob Olthof van de Stichting Media Communicatie had een adresje van een schipper in België gekregen.
En dat bleek een schot in de roos. De schipper, Dany, had een casco gekocht en was bezig met de afbouw. Hij had geld nodig en vond het geen probleem om met zeezenderfans te varen. Zijn schip, de Zeemeeuw, was stevig genoeg om een zware zeegang te doorstaan.

De Zeemeeuw langszij de RossTijdens de eerste trip werd ik aan boord van de Ross gepolst door Caroline-diskjockey Simon Barrett over de mogelijkheden van bevoorraden. Vanuit Engeland was de tendering slecht georganiseerd. Vissersbootjes met twee barrels dieselolie bleken geen oplossing. Nadat ik op Dany had ingepraat en met veel extra geld over de brug kwam, besloot hij overstag te gaan. We spraken af om o­nder het mom van een tochtje voor de fans, tegelijkertijd water, olie en voedsel af te leveren.

Dagelijks hingen de Engelsen aan de lijn om door te geven wat er mee moest. Soms kwamen de diskjockeys met de ferry over en sliepen ze bij mij thuis in Naaldwijk, om vervolgens af te reizen naar Nieuwpoort in België waar de tender lag.

Gek werd ik van die o­ngeorganiseerde Britten. Ik werkte in die tijd in de kantoorboekhandel van mijn vader, maar kon niets uitvoeren door al die telefoontjes. Mike Plumbley, één van de managers, maakte het wel erg bont. Hij belde (stoned) soms zeven keer op een dag om te zeggen dat hij was vergeten waar het vorige gesprek over ging. Ook Carolinebaas Ronan O' Rahilly kon er wat van. Gesprekken van twee uur waren eerder regel dan uitzondering. En betalen, ho maar. De ene na de andere o­ngedekte cheque kreeg ik van de bank terug. Johnny Lewis van Radio Caroline had me al eens gewaarschuwd: "Never, ever accept a cheque!"

Het was daarom maar goed dat op een zekere dag Fred Bolland de winkel binnenstapte en zijn plannen o­ntvouwde voor het opstarten van een nieuwe Nederlandse zender, Radio Monique.
Hij wilde graag dat ik de verbindende schakel werd tussen de boot en het vasteland. Ik kreeg daarvoor 2500 gulden netto.
Met Fred en zijn vrouw Gerda was het goed samenwerken, alhoewel Fred geen groot planner was. Eerder een Tinus Plotseling. Het werden drukke tijden. Radio Monique was een succes en dat leverde heel veel nieuwe fans voor bootreisjes op. We besloten om de bevoorrading en de plezierbezoekjes te scheiden, want het gevaar dat een incognito opsporingsambtenaar met een pleziertrip mee zou gaan, was niet o­ndenkbaar. De trips uitgevoerd voor de stichting van Rob Olthof, SMC, waren een groot succes. Ik heb nog nooit zoveel opvallende mensen gezien.

Midden in de nacht komt de tenderHet is nacht en de Zeemeeuw is zojuist gearriveerd. Van links naar rechts: Nico Stevens, Mike Barrington, Leen Vingerling en Peter Chicago.


Zo hadden we tijdens een trip te maken met slecht weer. De zeemeeuw stampte op de golven, de laden met bestek vlogen door de messroom en de meesten werden zeeziek. Het beste middel daartegen is plat gaan liggen.
En dat deed ene Kees. Hij deed zijn schoenen uit, ging liggen en viel in slaap. Toen we weer aan land waren en in een restaurant op krachten kwamen, klaagde de buurman van Kees bij de ober over het vlees dat enorm stonk. Volgens de ober hing er inderdaad een vreemde lucht, maar bedroven vlees leek hem o­nwaarschijnlijk. Na enig snuffelwerk bleek dat Kees zijn schoenen stonken. Een van de jongens had tijdens de trip de schoenen van Kees gepakt en erin overgegeven........

Leendert en WillyBij slecht weer kon de tender niet altijd langszij komen. In zo'n geval moest de rubberboot worden ingezet. Op de foto Leendert en schipper Willy

En we hadden een vrouw uit Zierikzee die in de Carolinestudio naast de mengtafel ging zitten en met haar benen wijd (!) Grant Benson, de dienstdoende diskjockey aanstaarde die vervolgens helemaal van slag raakte tijdens zijn aankondiging. Hij was amper 18 jaar en had in het preutse Engeland nog nooit zoiets gezien......

Ik zag vogels van allerlei pluimage; zoals een stotteraar, een Veronica-potjesmaker, een pedofiel, een advocaat, een gedetineerde, een journalist die Heer Olivier in zijn boek beschreef en zelfs een dame van lichte zeden die aan beide schippers Dany en Willy vroeg of er nog met hen viel te neuken. Sindsdien kregen ze de bijnaam de "Neukemannetjes." Tot op de dag van vandaag is het gissen of ze het wel of niet gedaan hebben. De vrouw in kwestie is inmiddels overleden.

In de zomer van 1985 kregen we te maken met Euro-Siege '85 (hoofdstuk 12). Een Brits observatieschip werd permanent in het Knock Deep, bijgenaamd Het Bos, gestationeerd. Het bevoorraden werd toen wel heel erg riskant. Met nachtkijkers en video werd alles geregistreerd en dat zag Dany niet meer zo zitten. Ik stelde voor om voortaan tegen 4.00 uur bij de Ross aan te komen; een tijdstip waarop de biologische klok van de meesten op slapen staat.
Door de scheepslichten uit te doen, konden ze wel een stipje op de radar zien, maar niet gemakkelijk bepalen wat er nu was. Die list lukte, maar de prijs die voor het risico betaald moest worden vond Fred te hoog worden.

Hij besloot zelf een tender te kopen en de bevoorrading te doen. Aldus geschiedde. Een voormalige garnalenkotter werd omgebouwd en omgedoopt tot Windy (zie hoofdstuk 15).
Twee Kaapverdianen moesten de boot bemannen en Willy en ik waren de schippers. De boot kreeg als thuishaven Duinkerken, omdat de Fransen toch niet geïnteresseerd waren in zeezenders en er daardoor minder problemen met de politie te verwachten waren. Dat verhaal klopte maar gedeeltelijk, want toen bleek dat de papieren niet helemaal in orde waren werd de Windy aan de ketting gelegd. Grote problemen.

Uiteindelijk had Fred een olieboot bereid gevonden om op doorreis diesel over te pompen. Maar hoe kwam ik aan boord van de Ross om één en ander te begeleiden?
Fred besloot de speedboot van zijn vader te lenen en daarmee waren we binnen twee en een half uur varen bij het zendschip, volkomen bont en blauw geschud. Fred gaf mij 50.000 gulden om de diesel mee te betalen en vetrok binnen een uur weer.

Veertien dagen lang liep ik met een envelop in mijn o­nderbroek... Omdat de zaken niet zo voorspoedig gingen hadden alle medewerkers forse salarisachterstanden en een kat in het nauw maakt rare sprongen.... Niemand aan boord mocht weten dat ik zoveel geld bij mij had.
Helaas kwam de olieboot niet opdagen en was het Dany die weer een heldendaad verrichtte door een vrachtje diesel af te leveren bij het zendschip. Dany was een echte boswachter. Hij zorgde goed voor de beestjes in het bos.....

Midden 1986 rezen de financiële problemen de pan uit. Ik had nog acht maanden salaris tegoed en kreeg geen cent. De druppel die de emmer deed overlopen was dat Gerda mij doodleuk vroeg, waar ik naar toe ging op vakantie! Ik besloot om het recht in eigen hand te nemen.

Bij de eerstvolgende tender kreeg ik, zoals altijd, geld om de olieboer te betalen en eten te kopen. Ik meldde Fred na een dag, dat ik het geld voor mijzelf hield als aanbetaling voor mijn achterstallige salaris. Paniek alom. Fred was op vakantie en kon niets doen.

Plotseling belde Gert-Jan Smit, de reclameverkoper. Hij wilde wel bemiddelen en het achterstallige salaris betalen. Hij kwam zojuist van Johan Maasbach en dominee Van Gendt, die hun rekeningen hadden betaald. Smit gaf mij het geld, maar verbond daar wel de voorwaarde aan dat er een paar spotjes van Texas sigaretten moesten worden gedraaid.
Ik kon daar mee leven, waarom ook niet, ik had mijn centjes binnen. De volgende dag ben ik met de Windy naar de Ross gevaren en heb de 12 ton diesel, water en andere zaken overgezet en aan diskjockeys Jan Veldkamp en Dick Verheul de situatie uitgelegd en gevraagd of zij de spotjes wilden draaien. Dat deden ze.

De Windy naast de Ross Revenge. Leendert heeft de dieselslang uitgerold en het overpompen kan beginnen.Terug van hun vakantie nodigden Fred en Gerda mij uit om bij te praten. Ze waren blij dat ik toch gegaan was. Maar wat vreemd van die Texas-spotjes, die stonden toch niet op de playlist?
Helaas had Gert-Jan Smit ze daarvan niet op de hoogte gebracht en daardoor leek ik een verrader. Echter, als ik niet op het aanbod van Gert-Jan was ingegaan, was er helemaal geen diesel en voedsel gekomen op de Ross. Als Fred zijn zaakjes goed voor elkaar had gehad, was er niets aan de hand geweest.

Na het afbreken van de zendmast in 1987 was er sprake van een nieuw Nederlands station als opvolger van Monique. Ik werd weer benaderd om te bevoorraden.
Inmiddels was Dany weer in de picture, hij had een grotere boot gekocht. Een Urker visserskotter die in goede staat verkeerde en de naam Poolster kreeg. Op alle reisjes werd ik vergezeld door de vertrouwensman van Gert-Jan Smit die van het hele gebeuren niets snapte en altijd aan mij vroeg: "Hoe bedoel je?" Deze arme man had nog nooit gehoord van zandbanken, bolders en radar.

Het was erg vermoeiend en het kon mij allemaal niet zoveel meer schelen. Mijn vriendin (inmiddels mijn vrouw) Marjo heeft daarna nog een aantal trips geregeld, maar op een zeker moment hakten we de knoop door. We stopten ermee. Bijna tien jaar bevoorraden was voldoende. Het werd tijd voor andere dingen in het leven.

We zijn in 1995 verhuisd naar Antibes in Zuid-Frankrijk en kijken nu vanaf o­ns huis op een heuvel naar de Middellandse zee met haar luxe jachten. En dan denk ik toch nog even terug aan die bewogen periode......

© Tekst en foto's Walter Zwart