Odelia TV
In de loop van de geschiedenis van de zeezenders is er een aantal pogingen ondernomen om televisieprojecten vanaf een zendschip op te zetten. Een deel daarvan was slechts een zogenaamd papieren project, weer anderen werden afgeblazen alvorens in de ether te komen. Denk aan Tower TV, Radex TV, TV Syd, Caroline TV en anderen. Slechts één project werd echt werkelijkheid: TV Noordzee vanaf het REM eiland.
In het voorjaar van 1981 kwam daar verandering in. In Israël waren op dat moment vier staatsradiostations actief, terwijl de televisie in het land was opgezet met Nederlandse medewerking. Was het niet zo dat Ralph Inbar daar de eerste producer was en onze Sonja Barend de eerste omroepster van de Israëlische staatstelevisie?
Gedurende de avonduren werden de televisieprogramma's zowel in het Hebreeuws als in het Arabisch gepresenteerd. Overdag waren er ook programma's te zien hoewel deze werden verzorgd door bet Ministerie voor onderwijs. Naast opvoedkundige programma's betekende dit dat er veel aan cultuur werd gedaan. De financiering van de televisie gebeurde uit de opbrengst van omroepbijdragen en regeringsfondsen. De staatsradio, Kol Israël, had lichte concurrentie van het legerstation dat niet alleen luisteraars onder de soldaten had maar ook onder de bevolking. De grootste concurrent was echter Abe Nathan's Voice of Peace, bet vredesstation dat tussen mei 1973 en oktober 1993 actief is geweest vanuit internationale wateren.
De boven omschreven situatie veranderde echter op zondag 5 april 1981 toen in de haven van Ashdod de MV Odelia, varende onder de vlag van Honduras, binnen liep. De reden was de bunkering van proviand, water en olie en bet laten plegen van kleine onderhoudswerkzaamheden. Het leek erop of de havenautoriteiten al de nodige informatie hadden verkregen want direct nadat de MV Odelia afmeerde werd het schip, dat onder leiding van de 65-jarige Griekse kapitein van Indiase afkomst - Kris Navar - stond, onderzocht. Het bleek dat men helemaal niet verbaasd was dat op bet schip, dat was gekomen vanuit bet Griekse Piraeus, een complete zendinstallatie voor kleurentelevisieprogramma's voorhanden was. Het bleek dat de Israëlische regering op de hoogte was gebracht van bet doel van de MV Odelia, evenals bet tijdstip dat men was uitgevaren en de vermoedelijke tijd van binnenkomst in Ashdod.
Later die dag zou de grote man achter Odelia Television, Paul Greenwald, stellen dat hijzelf de Israëlische ambassadeur in Athene op de hoogte gesteld had van bet doel van de reis van bet schip. Tevens zou hij, aangezien de steeds dreigende oorlogssituatie in en rond Israël, de ambassadeur gevraagd hebben opdracht te geven aan de diverse instanties bet schip met rust te laten. Hij bleek vooral bang te zijn geweest voor de Israëlische marine. Na onderzoek bleek dat er geen enkele reden voor de Israëlische autoriteiten was bet zendschip in beslag te nemen en derhalve kon de MV Odelia al na enkele dagen de haven weer verlaten.
De nieuwe bestemming zou niet een haven worden maar de internationale wateren want niet veel later ging bet nieuwe zendschip 7 mijl uit de kust van Israël voor anker. De bemanning had van de autoriteiten wel de waarschuwing gekregen beslist niet de zender aan te zetten. Desondanks waren binnen een paar uren de eerste testuitzendingen al te ontvangen. Zoals eerder gesteld waren er al diverse pogingen geweest televisie-uitzendingen vanaf een schip te starten en was het dus een stukje geschiedenis dat bet uiteindelijk de lieden achter bet Odelia project was gelukt de eerste te zijn omtrent het realiseren van televisieprogramma's verzorgd vanuit internationale wateren. Maar wie zaten er eigenlijk achter Odelia TV?
In de Griekse kranten had zoal het één en ander gestaan rond de plannen en bet was in de ochtendkrant 'Rathimerini' dat er werd gesproken over de uitgever van de linkse krant 'Avriani', George Kouris, als de grote animator. De krant meldde verder dat men vermoedde dat in de toekomst zou worden overgegaan tot bet verzorgen van propaganda-uitzendingen. Deze zouden vooral gericht worden op de Israëlische bevolking aangezien in de maand juni de Parlementsverkiezingen zouden plaats vinden. Ook zouden er later dat jaar verkiezingen worden gehouden in Griekenland en op Cyprus, waardoor er al drie doelen waren het station in de ether te krijgen. De krant suggereerde tevens dat men ook in die landen een duidelijke invloed zou kunnen uitoefenen middels propaganda-uitzendingen.
Toen echter de officiële uitzendingen van Odelia TV van start gingen bleek al vrij snel dat er geen sprake kon zijn van een politiek gericht station maar dat het de eigenaren alleen te doen was om via bet brengen van commercieel getinte programma's geld te verdienen. Vrij spoedig zou bet gerucht als zou Kouris achter bet project zitten, ook worden ontzenuwd. Het bleek namelijk dat de huurder van het zendschip de 36-jarige Paul Greenwald was. Van geboorte was hij Roemeen maar woonde al sinds zijn 16e jaar in Israël. Zijn geld had hij verdiend in de textielindustrie. Het station was vernoemd naar zijn dochter Odelia. De dag na de publicatie van het feit dat Greenwald achter bet televisieproject zat verschenen in de kranten a1 berichten inzake Paul Greenwald zijn verleden. Zo zou hij diverse malen in aanraking zijn geweest met de politie inzake oplichtingen en was hij eens gearresteerd wegens bet oprichten en runnen van een illegaal wedkantoor.
Hij stond diverse malen terecht maar werd iedere keer weer vrijgelaten daar de bewijsvoering te minimaal was voor verdere vervolging. In 1981 was hij tevens voor het militaire gerecht verschenen wegens vluchten uit bet leger, hoewel daarvoor ook geen vervolging werd ingesteld. Maar hoe was hij nu op het idee gekomen: "Sinds 1976 liep ik al met de plannen tot het oprichten van een televisiestation op een schip rond. Ik heb de halve wereld afgereisd om me te laten voorlichten. Tevens zocht ik tegelijkertijd naar uitstekende technici die mijn droom konden waar maken. Ook zorgde ik er toen voor een gedegen bemanning in te huren. Voor de financiering van bet project vond ik een aantal mensen bereid met me mee te doen. Reeds langere tijd stoorde ik me er aan dat de televisie in Israë1 geheel een staatsaangelegenheid was en er geen ruimte werd gemaakt voor private- en commerciële televisie. Toen Nathan na zijn tweede start met de Voice of Peace, in 1975, redelijk succesvol leek werden mijn ideeën alleen maar meer aangewakkerd."
In augustus 1978 was hij al mensen aan het interesseren en zo benaderde hij David Gal, die bedrijfsleider was bij het huwelijksbureau 'Reim'. Greenwald vertelde Gal over zijn plannen en zou hem in ruil voor financiële steun zendtijd geven. De nodige toezeggingen werden gedaan en Gal was dan ook zeer verbaasd dat drie maanden later een ander huwelijksbemiddelingsbureau, 'Tivat Noah', actief was. Eigenaar bleek Greenwald te zijn die een duplicaten had gemaakt van de klantenkaarten van Gal en derhalve gemakkelijk zijn nieuwe onderneming kon opstarten. Het kwam tot een rechtszaak en Greenwald werd eind 1981 veroordeeld tot het betalen van een schadevergoeding aan Gal.
In bet najaar van 1979 plaatste Greenwald in een krant een advertentie met daarin een oproep aan toekomstige medewerkers voor een nieuw te starten televisiestation, dat in kleur zou gaan uitzenden. In die tijd straalde de Israëlische staatstelevisie haar programma's nog in zwart/wit uit. Volgens Greenwald reageerden honderden personen op de oproep, voornamelijk jonge, mooie, vrouwen, die dachten via Odelia TV hun carri6re te kunnen opstarten. Ook toen weer ging hij de fout in want hij liet enkele van de dames naar een speciaal voor dit doel gehuurde flat in Tel Aviv komen voor een sollicitatiegesprek. Tijdens deze gesprekken vroeg hij diverse jonge vrouwen of zij bereid waren met hem het bed te delen wanneer ze eenmaal zouden zijn aangenomen. Tevens werd hen hoge salarissen in het vooruitzicht gesteld. Een aantal dames ging naar de politie maar iets tegen hem te ondernemen was onmogelijk, aangezien hij 'de daad' niet had gepleegd. Trouwens, niemand van de toen geïnterviewde vrouwen liet zich ooit weer zien.
Uiteindelijk gelukte het Greenwald alle benodigde gelden bijeen te brengen: "Het was eind 1979 dat ik nog een aantal advertenties plaatste in Israëlische kranten waardoor ik het nog ontbrekende kapitaal bij elkaar kreeg. Begin 1980 ben ik vervolgens naar Griekenland gegaan om te zoeken naar een geschikt schip. Via de Griekse rederij, Orosos, was het me in principe al gelukt een schip van 1200 ton te huren maar één van de grote investeerders vond dit niet een goed idee. In Piraeus vond ik uiteindelijk de man die ik zocht." Het bleek Nestor Pierrakios te zijn: "Toen Greenwald bij me kwam en mij over zijn plannen vertelde was ik meteen razend enthousiast. Als scheepseigenaar weet ik dat elk schip eigen klasse maar ook een eigen geschiedenis heeft. Ieder schip geeft me een bepaald genoegen waardoor het ook een stuk van mijn leven is. Ik had ondermeer een schip, dat in 1958 was gebouwd maar dat eigenlijk was afgeschreven voor de vaart. Voor een half miljoen gulden liet ik het schip vervolgens verbouwen, hetgeen niet veel is. Daarna zette ik er een bemanning, samengesteld uit mensen van mijn eigen rederij, op."
Op die manier wilde Nestor Peirrakios een nieuwe wereld ontdekken via investering in het zeezenderproject. Het leek hem een enorme uitdaging om op deze wijze met Greenwald samen te werken. Toen bekend werd dat hij de eigenaar van bet schip was, zei hij in een krant: "Ik denk trouwens dat er ten onrechte over piratenzender gesproken kan worden. Bij piraten heb je het over personen die iets nemen wat hen niet toebehoort. Wij geven iets, namelijk amusement via televisie. Bovendien werken we volledig legaal, ook als dit project niet succesvol zal zijn. We zoeken naar nieuwe uitdagingen en ik geloof in vrije initiatieven, zolang deze binnen de geldende wettelijke regels te plaatsen zijn."
Het 1200 ton metende schip, dat Nestor ter beschikking stelde, was op dat moment het grootste zendschip dat er ooit was geweest. Voorheen voer het schip onder Hongaarse vlag als vrachtschip en voor haar nieuwe doel werd het omgedoopt in MV Odelia. Het schip stond geregistreerd in Honduras. Gedurende de winter van 1980 vond de verbouwing tot zendschip plaats.In de vier grote ruimen zouden, zo waren de plannen, later de studio's worden gesitueerd. In eerste instantie werd echter een kleine hut, vlak bij de brug, omgebouwd tot een kleine televisiestudio. In vergelijking tot een professioneel gerunde televisieorganisatie was de uitrusting van de zenderkamer verbluffend eenvoudig. Er stond een eenvoudige videocamera en een monitor, van het type dat men toendertijd al gewoon in de winkel kon kopen. Tevens was er wat apparatuur aanwezig voor de controle van de beeldsignalen en de uitgaande signalen.
Zoals al eerder gesteld begon het station vrijwel direct nadat men de haven van Tel Aviv had verlaten met testuitzendingen. Dit gebeurde via kanaal 58 UHF en bestond alleen uit het tonen van de officiële testkaart van Odelia TV. Pas later zouden gekochte films en andere programma's worden vertoond. ondanks de eenvoudige apparatuur was het uitgezonden signaal redelijk goed te ontvangen. In Tel Aviv werden in diverse winkels speciale antennes te koop aangeboden waardoor ontvangst tot zelfs 40 kilometer landinwaarts mogelijk was.
Als reactie op de testuitzendingen stelde een woordvoerder van het Ministerie voor Communicatie dat de Israëlische regering een bepaald standpunt had inzake de piratenzenders en dat zijn ministerie de verantwoordelijkheid had voor het uitvoeren van dit standpunt. Niet veel later meldde dezelfde woordvoerder dat het ministerie van plan was de uitzendingen van de Israëlische staatstelevisie via hetzelfde kanaal uit te gaan zenden als Odelia TV gebruikte, hetgeen niet veel later dan ook werkelijk geschiedde.
Het intunen van één van de staatstelevisiezenders op kanaal 58 UHF had hoofdzakelijk tot doel te dienen als stoorzender op de signalen van Odelia TV waardoor men dacht snel te kunnen afrekenen met deze vorm van piratentelevisie. ondanks de aanwezigheid van de stoorzender gingen de programma's van Odelia TV door en werd op 24 juni 1981 zelfs de officiële programmering opgestart. Inmiddels ging een inwoner van het aan de kust gelegen Ramat Hasharon, een kort geding aan tegen de Israëlische staat. Moshe Ankelvitz ging hiervoor naar het Hoge Gerechtshof en eiste onmiddellijke stopzetting van de programma's van de Israëlische staatstelevisie via kanaal 58 UHF. De reden van Moshe, eigenaar van een papiergroothandel, omkleedde hij a1s volgt: "Ik ben altijd voor vrije initiatieven geweest. Ik had voorheen geen persoonlijke belangen bij de MV Odelia. Ik kan echter niet begrijpen waarom programma's die vanuit internationale wateren worden uitgezonden en dus niet juridisch onder de Israëlische wetgeving vallen, worden gestoord. Ook vraag ik me af waarom Abe Nathan met zijn Voice of Peace wel mag uitzenden terwijl men Paul Greenwald het uitzenden van programma's wil verhinderen. Bovendien is het absurd dat wij wel de programma's vanuit het vijandige Jordanië! zonder storing kunnen zien, terwijl de kleuren-tvuitzendingen van Odelia TV worden gestoord."
Aharon Kedar, de advocaat van Ankelvitz, stelde dat hij van mening was dat de autoriteiten middels de ambtenaren van het Ministerie voor Communicatie ten onrechte de stoorzender hadden ingezet en dus strafbaar waren wegens overtreding van de internationale mensenrechten wetgeving, waarbij ondermeer werd aangegeven dat de vrijheid tot ontvangen van televisiesignalen werd voorkomen. De rechter verklaarde op 25 juni dat binnen 14 dagen het Ministerie voor Communicatie diende aan te geven waarom de programma's van Odelia TV werden gestoord. Bovendien werd door hem besloten dat tot nadere datum van zitting van het Hoge Gerechtshof het aan het ministerie verboden was de stoorzender in te zetten of Odelia TV op welke manier dan ook dwars te zitten.
In een antwoord op de vraag van de rechter schreef de directeur van bet ministerie, Gideon Lev, half juli 1981: 'Als we de uitzendingen van Odelia TV toelaten wordt de deur tot wetteloosheid wijd opengezet. We kunnen dan een situatie krijgen zoals in Italië waar een ieder, die maar zin heeft, zijn eigen televisiestation begint. Bovendien zou dit inhouden dat alle nog tot de staat ter beschikking staande en nog niet gebruikte frequenties door anderen worden ingenomen. Bovendien is het enige dat we doen het verzorgen van een televisieprogramma op een kanaal dat officieel aan de Israëlische Staatstelevisie is toegewezen.
Uiteraard kregen zowel de uitzendingen van Odelia TV en de tegenaanval vanuit het Ministerie voor Communicatie de nodige publiciteit in de media. De Israëlische regering was er helemaal niet blij mee en riep de Knesset, het parlement, in een spoedzitting bijeen om te stemmen over een wetswijziging. Deze werd half juli voorgelegd. In het wetsvoorstel stond omschreven dat het aan Israëlische staatsburgers verboden zou zijn mee te werken aan programma's van, dan we! op zendschepen, in internationale wateren. Ook werden zakelijke betrekkingen, dus adverteren of dan wel leveren aan een dergelijk project, verboden. In vergelijking tot de Nederlandse anti zeezenderwet was er één paragraaf bij die zondermeer opviel in het wetsvoorstel: 'Het is aan de Israëlische staatsburger verboden met een schip naar een betreffende zeezender te varen dan wel gratis goederen te sturen. Ook is het geven van financiële steun aan een dergelijk project verboden.' De enige uitzondering hierop was het gegeven dat een zendschip wel mocht worden betreden als het in nood zou verkeren.
Een ieder die desondanks en op welke manier dan ook zou meewerken aan een zeezenderproject zou, volgens het wetsvoorstel, veroordeeld kunnen worden tot een maximale gevangenisstraf van 6 maanden inclusief een geldboete van 50.000 Shekel (rond de 3500 Euro). De straf voor een eigenaar van een dergelijk station werd gesteld op maximaal 1 jaar gevangenisstraf en een geldboete van 50.000 Shekel. Een afwijkende wetsregel in vergelijking met soortgelijke wetten in West Europa was dat werd aangegeven dat het aan de Israëlische regering toegestaan was afzonderlijke zeezender projecten aan te pakken, waarbij anderen met rust gelaten zouden kunnen worden. Duidelijk moet zijn dat hiermee in 1981 al een uitzonderingspositie werd gekweekt voor Abe Nathan's Voice of Peace.
De eerder genoemde advocaat Kedar wilde wel ingaan op het wetsvoorstel en stelde: "Ik ben redelijk optimistisch mede gezien de eerdere uitspraak van het Hoge Gerechtshof. De wetsvoorstellen gelezen hebbende kan ik me voorstellen dat Paul Greenwald met zijn Odelia TV nog zeker tot medio september en misschien wel oktober ongestoord kan doorgaan. Het is natuurlijk duidelijk dat onder geen enkele voorwaarde we gestoord kunnen worden zo lang de wet niet officieel is gepubliceerd en bovendien er geen duidelijke regels zijn onder welke voorwaarden een schip in internationale wateren al dan niet programma's kan verzorgen. Bovendien, al zouden we een zendvergunning moeten hebben wanneer we programma's vanaf een schip in internationale wateren voor de kust van Israël uitzenden, zouden we een dergelijke vergunning, hoe belachelijk ook, gaan aanvragen." Duidelijk moet zijn dat Kedar inmiddels ook als advocaat voor Greenwald werkte.
De Israëlische regering kreeg uit een te verwachten hoek steun. Zowel uit die van de dagbladpers als die van de filmindustrie kwamen adhesiebetuigingen. De dagbladpers vanwege eventuele verliezen middels het brengen van reclame op Odelia TV, waardoor er minder advertentieruimte in de kranten zou worden verkocht. Direct na het zomerreces van de Knesset kwamen de wetsvoorstellen in behandeling bij een speciale commissie die door de regering was ingesteld. De commissie, onder voorzitterschap van de toen pas benoemde Minister voor Communicatie, Mordechai Zipori, wijzigde slechts één regel en wel die inzake de te heffen boete. In het uiteindelijke voorstel, dat op 3 november 1981 aan de Knesset werd aangeboden, werd gesproken over een geldboete van 200.000 Shekel (rond de 15.000 Euro).
Uiteindelijk werd de wet in de Knesset op 23 november aangenomen. Als eerste reactie stelde Greenwald dat het jammer was dat de wet was aangenomen, maar dat deze pas van kracht kon worden als de officiële publicatie had plaatsgevonden. Bovendien stelde hij dat men niet kon ingrijpen voordat de voorwaarden waren gepresenteerd waaronder de commerciële projecten zouden kunnen opteren voor een officiële licentie aan land.
Greenwald bleek dus niet bang te zijn voor ingrijpen tegen de MV Odelia en de eerste tegenslag kwam dan ook niet uit de hoek van de regering maar van de vakbond aangezien Greenwald zich niet hield aan de loonafspraken inzake de zeelui die aan boord werkten. Het tweede probleem was de manier van uitbetaling. Dit geschiedde door Greenwald altijd op de eerste van de maand middels de hoofdtechnicus Efrat Doron. Doron betaalde aan al bet andere technisch personeel een maandelijks bedrag van rond de 2000 Euro, maar moest ze in oktober al teleurstellen daar betaling pas halverwege de maand kon plaats vinden. De daarop volgende maand betaalde Greenwald opeens rond de 1650 Euro per persoon en Doron schoot het restant eerst voor. Toen Greenwald het restant van rond de 3500 Euro in totaal, niet wilde betalen besloot Doron direct een rechtszaak tegen de eigenaar aan te spannen aangezien deze had aangegeven Israël voor goed te willen verlaten. Uiteindelijk besloot de rechter op 8 december 1981 dat Greenwald een voorlopig uitreisverbod kreeg opgelegd.
Door de problemen met de vakbond dreigden er ook bevoorradingsproblemen te ontstaan maar Greenwald wenste niet op te geven. Toch was de regering erg snel met het van kracht maken van de wet, hetgeen al op 30 november geschiedde. Een dag eerder werden de televisie-uitzendingen dan ook stop gezet. Op 1 december stuurde Greenwald een verrassende telex naar de Minister voor Communicatie waarin hij stelde dat Odelia TV zich in de toekomst niet meer zou gaan richten op de Israëlische bevolking en derhalve de programma's ook niet meer in bet Hebreeuws zou uitzenden. De programma's werden vanaf die dag in het Arabisch en Engels aangekondigd en waren bestemd voor bet hele Midden Oosten, waarbij zo nu en dan gesteld werd dat de programma's bestemd waren voor de inwoners van Jordanië.
Een woordvoerder van bet ministerie reageerde met de opmerking dat onderzoek had uitgewezen dat slechts een dekmantel was gezocht maar dat men nog steeds de programma's richtte op de Israëlische bevolking. Hij voegde er aan toe dat zo lang de programma's nog in Israël zouden zijn te ontvangen er reden genoeg was om tegen bet televisieproject op te treden. Op 4 december werd Greenwald andermaal gearresteerd vanwege de eerder gememoreerde dessertatie en werd hij op 10 december, na een uitspraak van het militaire gerechtshof in Jaffa, weer vrijgelaten. Een woordvoerder van de rechtbank vertelde een krant dat de arrestatie niets had te maken met de problemen rond Odelia TV maar dat dit een gevolg was van het niet opkomen voor een militaire oefening in augustus van dat jaar.
Vanaf 7 december traden de autoriteiten zeer scherp op tegen iedereen die te maken had met Odelia TV. Zowel tegen de kapitein als de eigenaar van het schip werd een strafvervolging ingezet en werden alle telefonische kontakten met de vaste wal, ook in noodgevallen, verboden. Nadat deze maatregelen bekend waren gemaakt werden de uitzendingen nog dezelfde dag stopgezet. Miri Greenwald, de echtgenote van Paul die tijdens zijn verblijf in de militaire gevangenis zijn zaken waarnam, stelde dat het een tijdelijk stopzetten was totdat er een regeling zou zijn getroffen met het Ministerie voor Communicatie. Op 9 december kwam de politie met een boot langszij de MV Odelia. De aanwezigen aan boord van bet zendschip verwachtten dat er zou worden ingegrepen maar men was er slechts ter plekke om bet doen en laten van de bemanning uitgebreid te fotograferen.
Op 23 december 1981 werd het anker gelicht en ging men naar Cyprus om daar nieuwe voorraden aan boord te nemen. Dit was de enige mogelijkheid aangezien men geen Israëlische haven meer kon aandoen daar medewerking dus officieel was verboden. Greenwald kondigde aan in januari 1982 weer voor kust van Israël te gaan uitzenden, echter niet in het Hebreeuws en zeker zonder de Israël gerichte reclame. In werkelijkheid is de MV Odelia nooit weer verankerd voor de kust van Israël maar werd het door de reder, die steeds eigenaar was van het schip, verkocht.
Foto 1: MV Odelia (Copyright: Archief Jan van Heeren)
Foto 2: MV Odelia (Copyright: Theo Dencker)
Foto 3: Paul Greenwald (Copyright: Theo Dencker)
Foto 4: TV zender Odelia (Copyright: Theo Dencker)
Foto 5: Efrat Doron (Copyright: Theo Dencker)