Herinneringen aan het Omroepmuseum
Een half jaar na de opening heeft de Beeld & Geluid Experience op 15 mei zijn 100.000ste bezoeker mogen verwelkomen. Pieter van der Heijden (directeur Beeld en Geluid Experience) is heel trots op de hoge bezoekersaantallen en stelt dat deze ver boven de verwachting liggen. Reden voor Hans Knot om uitgebreid in de geschiedenis van het Omroepmuseum te duiken: van het eerste initiatief in 1919 tot nu. Met unieke foto's.
BEELD EN GELUID EXPERIENCE TERUG NAAR DE ROOTS
Tekst: Hans Knot - Afbeeldingen: Archief Hans Knot
Een half jaar na de opening van de gloednieuwe publieksattractie op het Media Park heeft de ‘Beeld en Geluid Experience’ (foto links) half mei 2007 zijn 100.000ste bezoeker mogen verwelkomen. Dinsdagmiddag 15 mei omstreeks 14.00 uur werden Robbert, Nadine en hun zoontje Jayden feestelijk onthaald. Het gezin was blij verrast: “Vandaag was ons eerste uitje met zijn drieën sinds de geboorte van Jayden, een maand geleden. We komen uit Nijmegen en wilden naar Beeld en Geluid omdat we de opening op televisie hadden gezien. Bovendien is Robbert gek op alles wat met film en video te maken heeft. Wat een verrassing dat we dan ook nog de 100.000e zijn!” Het gelukkige gezin ontving als eerste een jaarabonnement voor de Beeld en Geluid Experience. Daarnaast kregen ze een prachtige bos bloemen, twee knuffels en een gratis diner voor vier personen in het Grand Café van Beeld en Geluid.
Meer dan verwacht
Pieter van der Heijden (directeur Beeld en Geluid Experience) is heel trots op de hoge bezoekersaantallen: “Bij de opening van mikten we op 150.000 bezoekers in het eerste jaar. Dat we na zes maanden al op de 100.000 zouden zitten was een droomscenario. Nog mooier vind ik dat onze doelgroep, gezinnen met jonge kinderen, ons zo goed weet te vinden. Over het geheel genomen blijven de bezoekers zo’n drie tot vier uur in de Experience, een enkeling zelfs nog langer. Ik durf nu wel te zeggen dat we die 150.000 gaan halen! En als ik nog een tip mag geven: vermijd de drukte en kom wat later in de middag. Beeld en Geluid is tot negen uur ’s avonds geopend.Voor meer informatie zie www.beeldengeluid.nl.
Mooi succes
Een waardig succes voor de nieuwe instelling, die een vervolg is op het Omroepmuseum waar menigeen toch meer tevreden was daar er tastbare objecten in veelvoud aanwezig waren, terwijl nu meer gekozen is voor de modernere vormen van ‘tentoonstellen’. De techniek is zijn tijd, wat dit betreft zeer snel voorbij geraasd. Een voortzetting van het oude Omroep Museum in Hilversum daadwerkelijk gerealiseerd, terwijl er vele initiatieven aan vooraf gingen. Om even een aantal te noemen moeten we ver terug gaan en wel naar het jaar 1919 als eerste:
1919: NCF:
Een aantal 'Haagse heren', onder wie Algemeen Rijksarchivaris Fruin, richtte ‘het Nederlandsch Centraal Filmarchief ‘op. Na problemen over het verplicht afstaan van negatieven door productiemaatschappijen aan het NCF werd het voornoemde archief in het jaar 1932 opgeheven. De films zijn daarna ondergebracht bij het Algemeen Rijksarchief en ging vervolgens naar het Filmarchief van de Rijks Voorlichtingdienst. Daarna ontstond een nieuw initiatief en wel bijna 20 jaar later.
1938: Beeld- en Klankarchief
Op initiatief van een groep wetenschappers werd het ‘Algemeen Archief voor Taal en andere Uitingsbewegingen’ opgericht. In 1951 begon het onder de naam ‘Beeld- en Klankarchief’ een tweede leven. In 1966 werd de naam veranderd in ‘Stichting Beeld- en Klankdocumentatie’. In 1970 ging deze stichting samen met het Historisch Geluidsarchief RUU en ging het op in de SFW, de Stichting Film en Wetenschap.
1946: Filmmuseum
Ook is van veel belang de oprichting van het Nederlands Historisch Filmarchief in Amsterdam. Na fusie met de Stichting Uitkijkarchief in 1952 werd besloten het onder de naam Nederlands Filmmuseum (NFM) verder te gaan. Nadat men vele jaren onderdak in het Stedelijk Museum had gehad, verhuisde het NFM in 1974 naar het Vondelpark Paviljoen in de hoofdstad van Nederland. Het speelde een actieve rol in de Internationale Federatie van Filmarchieven, kortweg de FIAF.
1947: Fonotheek omroepen
Sinds de oprichting van de Nederlandse Radio Unie ( de NRU ofwel de voorloper van de NOS) in 1947 brachten de omroepen hun belangrijkste geluidsopnamen als Historisch Archief bijeen in de zogenaamde Fonotheek. Deze bevatte toen al de zogenaamde centrale discotheek, die begin jaren veertig van de vorige eeuw, dus in de bezettingstijd, was ingesteld onder de vlag van de (gelijkgeschakelde) Nederlandse Omroep. De Fonotheek werd in 1990 met het Film- en Beeldbandarchief van de omroepen samengevoegd tot het AVAC. Dit ging vervolgens in 1997 op in het NAA het Nationaal Audio Visueel Archief, sinds 2002 tot en met 2006 het Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid geheten.
1947: Filmarchief RVD
De toezending van filmmateriaal dat tijdens de oorlog in opdracht van de Regeringsvoorlichtingsdienst in Londen was vervaardigd, noopte de RVD tot het inrichten van een filmarchief. Hierin werd ook filmmateriaal opgeslagen dat afkomstig was uit 'vijandig vermogen' en uit verdere opdrachten van de Rijksoverheid. In 1997 ging het voornoemde archief op in het NAA.
1956: SFW
Dan moet ik nog de Stichting Film en Wetenschap beter benoemen, dat is opgericht door de Nederlandse Universiteiten en het toenmalige Ministerie van Kunsten en Wetenschappen. De SFW fungeerde lange tijd als het audiovisuele productie- en servicecentrum voor het hoger onderwijs en zetelde in Utrecht. Na de privatisering van de andere afdelingen eind jaren tachtig, ging de archiefpoot zelfstandig in Amsterdam verder als SFW-AVA. In 1997 ging de SFW-AVA vervolgens op in het NAA, dat andermaal in 2006 een naamsverandering onderging.
1958: Televisiearchief
Maar er was nog meer want op 3 juli 1958 startte officieel het Centrale filmarchief bij de NTS (voorloper van de NOS). Het was onderdeel van de reeds bestaande afdeling Filmzaken, die de acquisitie van (speel)films en filminlassen verzorgde en deze, waar nodig, van de ondertitels voorzag. Ook woerden de journaalfilms en het uitzendmateriaal van de omroeporganisaties voor hergebruik centraal bewaard. Het archief groeide als Film- en Beeldarchief uit tot het bedrijfsarchief van de publieke omroepen. In 1985 werd met vreugde het complete Polygoon archief toegevoegd tot de collectie. In 1990 werd het televisiearchief met de Fonotheek samengevoegd in het AVAC. Dit ging vervolgens in 1997 op in het NAA.
1961: Historisch Geluidsarchief RUU.
Ook wil ik nog de oprichting vermelden, door de Utrechtse historicus prof. dr. C.D.J. Brandt, van een archief voor geluidsdragers. Het is bij het Instituut voor Geschiedenis van de Rijksuniversiteit Utrecht destijds ondergebracht. Naast het ontsluiten van de schaduwcollectie van de Nederlandse Radio Unie lag de nadruk op de zogenaamde ´oral history opnamen´. In 1970 ging dit archief samen op met het archief van de Stichting Beeld- en Klankdocumentatie en wel in voornoemde SFW op.
1976: Omroepmuseum
Na jarenlange plannen, die al tijdens de Duitse bezetting zijn ontstaan, werd de Stichting Omroepmuseum opgericht. Jaren later, in 1983 opende de eerste tentoonstelling in het pand Melkpad 34 in Hilversum (foto rechts). Het Omroepmuseum ging in 1997 op in het toenmalige NAA. Gelukkig zijn er vele mensen die, naast voornoemde organisaties, historische documenten verzamelen. Zelf doe ik dit al meer dan 35 jaren en meer en meer zien mensen het nut van het afstaan van historische documenten voor historisch onderzoek en beschrijving van de historie van de radio in. Zo kwam mij een aantal documenten ter beschikking dat te maken had met de aanzet tot oprichting van het Omroep Museum, dat pas vele jaren later officieel zou worden geopend aan de Melkweg in het Hilversumse dorp.
NRU Technische Dienst
Voluit betekende de NRU de Nederlandsche Radio Unie, met s-c.h. Niet het jaar van officiële oprichting, 1976, had één van de documenten, maar liefst 12 jaar eerder. Het werd getyped op 15 april van het jaar 1965 in het dorp Hilversum. Het heeft destijds als waardig kop ‘Nota inzake OMROEPMUSEUM’ meegekregen. Het heeft geen officiële ondertekening maar een code meegekregen, zijnde SN/TV en gezien het in het nalatenschap van Paul Snoek zat, kan worden aangenomen dat hij de schrijver van de nota was. Laten we eens kijken wat er in de korte nota te melden was (afbeelding links).
Vele jaren
‘Reeds sedert jaren leeft bij vele Omroepinstanties en zelfs ook buiten de Omroep, de wens om te komen tot het stichten van een Omroepmuseum. In verscheidene colleges is het punt van verwezenlijking van een dergelijk museum ter sprake gebracht, doch tot op heden zonder enig tastbaar resultaat. Wél resultaat hebben de bemoeiingen van de Technische Dienst gehad waar het ging om het verzamelen van uniek historisch materiaal. Er kan gezegd worden, dat er een ‘pakhuis vol’ onvervangbaar historisch materiaal aanwezig is, helaas niet figuurlijk, doch ook letterlijk. Veel materiaal is inderdaad opgeslagen in een vochtig onbeheerd pakhuis, dat voor af te voeren materiaal aan de Technische Dienst ter beschikking staat.‘
Goede blik
De schrijver van de nota had zijn gedachten al bij het verpauperen van de beschikbare materialen want hij wees erop dat het materiaal snel in conditie achteruit ging. Dit was vooral veroorzaakt door de invloed van vocht en stof en natuurlijk een gebrek aan onderhoud. Bij het schrijven van het rapport was de schrijver ook bekend dat zijn doelstelling te komen tot het oprichten van een Omroepmuseum een kwestie van lang wachten was. Al decennia eerder, zoals al werd gemeld, was men het van plan maar kon men niet tot een doorslaggevende beslissing komen.
Letterlijk
Het rapport meldde dan ook ‘Het is de Technische Dienst bekend, dat de stichting van een Omroepmuseum nog vele jaren op zich kan laten wachten, anderzijds acht deze dienst het niet verantwoord dit met zorg verzamelde materiaal, waarvoor toch de plicht bestaat het voor het nageslacht te bewaren, te laten vergaan tot ontoonbaar ‘oud roest’. Waardige woorden die later zouden leiden tot een plek in het oprichtingsbestuur van de Stichting Omroep Museum, maar zoals Paul Snoek al stelde, zou het nog jaren duren. Trouwens aan de plicht tot nalaten voor het nageslacht van documenten heeft Snoek perfect voldaan.
Aftakeling
Vanuit de Technische Dienst van de Nederlandsche Radio Unie stelde men verder: ‘De Technische Dienst heeft thans een minimum voorstel, waardoor indien dit voorstel wordt geaccepteerd, voorkomen wordt, dat de aftakeling van kostelijke apparaturen in snel tempo
Voortschrijdt. In de eerste plaats dient een droge, te verwarmen ruimte beschikbaar te zijn voor opslag (nog geen uitstalling). Deze ruimte komt ter beschikking in de zeer grote reserveruimte in het souterrain van de Mufoteek.’ Met dit laatste werd de Muziek en Fonotheek bedoeld, die op dat moment in aanbouw was en dus door de tekenaars op de toekomst waren ingeschat. Hierdoor zou gedurende enkele jaren zondermeer materialen, onder goede condities, kunnen worden opgeslagen zonder dat het wie dan ook in de weg zou staan.
Een waardig persoon aanstellen
Men zag bij de Technische Dienst in dat niet alleen voor goede temperatuur en andere perfecte omstandigheden gezorgd diende te worden maar dat de ter beschikking komende ruimte ook duidelijk afgescheiden diende te worden van de in de kelder verder opgestelde zaken. Maar aan opslag alleen, zo dacht men bij de NRU, was er geen toekomst voor een Omroepmuseum. Er diende ook een persoon verantwoordelijk worden voor opslag, inventarisatie en dergelijke diende te zorgen. In het rapport werd gemeld: ‘In de tweede plaats moet een functionaris worden belast met inventarisatie, catalogisering en preservering van de her en der verspreide bezittingen.’
De persoon werd aangedragen
De schrijver van het rapport meldde dat er ook al een persoon beschikbaar was om deze functie aan te nemen: ‘Aanbevolen wordt de medewerker bij de afdeling Commerciële en Financiële Zaken met deze taak, die voorlopig een volledige dagtaak is, te belasten.’ Alleen het noemen van de naam van de kandidaat was niet genoeg, deze was zelf ook al gepolst vanuit de NRU getuige de volgende zin: ‘De Heer de Boer is bijzonder enthousiast voor deze functie van ‘conservator’, terwijl hij zeker voldoende organisatorische en technische kennis bezit om deze functie uit te oefenen.’
Aan alles gedacht
Ook werd een kostenplaatje voorgelegd in het rapport: ‘De kosten aan genoemd voorstel verbonden, worden geraamd op f 20.000,-- per jaar, zijnde hoofdzakelijk het salaris van de conservator (Klasse VI). De ruimte in de Mufotheek is nog vrij en brengt dus geen kosten mee; voor wat houten stellingen, administratiemateriaal, transport enz. dient met f5.000 tot f10.,000 maximaal in het eerste jaar rekening te worden gehouden. De volgende jaren zal een gelijk bedrag of lager benodigd zijn. Het Bestuur wordt verzocht met het voorstel akkoord te gaan, opdat de laatste kans om de historie van de radio-omroep te bewaren, niet verloren gaat.´
15 april 1965
Dat was dus de datum dat voornoemd rapport was afgerond en opgestuurd. Er waren ettelijke pogingen vooraf gegaan aan dit zoveelste initiatief. Het leek erop dat de hoge heren maar niet wensten in te zien dat, mede vanwege het gegeven dat in het kader van het overbrengen van radiosignalen in een vroeg stadium een zeer belangrijke rol voor ons land was weggelegd, het van belang zou zijn dat er een museum moest komen. Wel dient begrepen te worden dat met het terughalen van dit rapport slechts een heel klein stukje geschiedenis inzake tot het komen van een Nationaal Omroepmuseum wordt uitgelicht.
De Boer werd benoemd
Snoek en de zijnen kregen het er door dat De Boer conservator werd en zelfs werd hij in een commissie, verantwoordelijk voor geschiedschrijving binnen de omroep persoonlijk door Emiele Schüttelhelm (foto rechts), hoofd NOS, voorgedragen zitting te komen nemen. De NOS was in 1969, het jaar dat De Boer ook als kandidaat lid voor deze commissie was voorgedragen, ontstaan uit een samensmelting tussen de NRU en de NTS. September 1969 werd het voorstel tot benoeming ingediend en het radarwerk bleef langzaam werken want pas op 17 maart 1970 verscheen voornoemde Heer de Boer voor de eerste keer ter vergadering. In de notulen is terug te lezen: ‘Voorzitter ziet in de toetreding van de heer De Boer een samenwerking tussen radio en televisie en verzoekt hem op de hoogte te willen houden van de historische ontwikkelingen in de radiowereld.’
Meer samenvoegen
In de daarop volgende twee jaren werden tal van besprekingen gehouden waarbij het meer en meer naar voren kwam dat bij een te openen Omroepmuseum er niet alleen gedacht moest worden aan de lange historie van de Nederlandse radio maar zeer zeker niet voorbij mocht worden gegaan aan de redelijk jonge historie van de Nederlandse televisie. Een eerder gemaakte fout met conservering van de historie van de radio in ons land mocht geen tweede keer geschieden als het ging om de historie van de televisie.
Aanstelling
Het verzoek tot aanstelling van dhr De Boer voor het op te starten museum werd eind 1970 door Schüttenhelm bekrachtigd toen hij meldde dat zowel De Boer als ene Van Driel elk voor één dag per week werden aangesteld. En ze zaten bepaald niet stil want allerlei gebouwen binnen de publieke omroep werden bezocht om vooral historisch weggezette objecten en apparatuur, die van belang konden zijn bij een in te richten expositieruimte, veilig te stellen.
En De Boer kon de gewenste stellingen bestellen maar bijvoorbeeld werd er ook onderhandeld tot overdracht van een TV reportagewagen 9 (trein1) en de polyester radiowagen uit 1958 (foto's links en boven) aan het op te richten museum. Ook werd er gedacht aan een eenvoudige opstart expositie in het gebouw van het Muziek Paviljoen (foto's rechts en links).
In de jaren tot de daadwerkelijke oprichting van de SNOM, Stichting Nederlands Omroep Museum, in 1976, werd er vanuit de Publieke Omroep vele soorten van medewerking verleend aan allerlei organisaties om de geschiedenis een waardig beeld te geven. Zo werd ondermeer materiaal uitgeleend aan:
• Tentoonstelling ‘Telecom 71’ van de Europese Radio Unie in Genève
• ‘50 jaar muziek per radio’ in Wenen
• ‘Open Beeld’ Museum voor onderwijs in Den Haag
• TV programma ‘Thank you BBC’
• ‘Radio in en uit de kinderschoenen’ Rijksuniversiteit Utrecht
• Firato Amsterdam
• ‘100 Jaar geluidsregistratie in het Evoluon Philips in Eindhoven
• 55 jaar NCRV
• Tentoonstelling ‘100 jaar Edison’.
Ik haalde de SNOM al even aan. Het was de inmiddels, via de toenmalige Nieuwe Omroep Wet, tot voorzitter van de NOS benoemde Schüttenhelm te danken het NOS bestuur in 1975 zo ver te krijgen dat men besloot in de zeer nabije toekomst over te gaan tot het oprichten van een stichting. Deze kreeg dus de naam ‘Stichting Nederlands Omroep Museum’ met zich mee. De acte werd bekrachtigd op 1 september 1976, de dag dat ook het bestuur van de SNOM werd benoemd.
En, zoals zo vaak in die tijd, was het bestuur zo ingericht dat er alleen mannen een zetel in hadden. Voorzitter werd E. Schüttenhelm, G.H. van Beek de secretaris. Dr. E Driemer was toegevoegd lid waarbij hij tevens Kroonlid van het Bestuur van de NOS was. De overbekende Ger Lugtenburg, destijds adjunct directeur van de AVRO TV werd, evenals Eric K de Vries (foto rechts) lid van de commissie. En als laatste noem ik de naam van Ing. Paul.M. Snoek, inmiddels plaatsvervangend hoofd technische dienst radio van de NOS. In het begin van het functioneren van de commissie werd veelvuldig vergaderd totdat men tijdens een vergadering van 19 april 1977 op de besluitenlijst liet plaatsen dat de commissie pas weer bijeen zou komen als er zicht zou zijn op een redelijk onderkomen. Meer dan een jaar later, op 7 juni 1978, werd er weer vergaderd en kwam Van Driel, die als conservator en technisch adviseur was toegevoegd aan het Bestuur, met plannen tot een semi permanent onderkomen.
In de daarop volgende jaren werden tal van panden in Hilversum en Amsterdam bekeken en te licht bevonden voor het onderbrengen van de collectie, die inmiddels verspreid over het Hilversumse in tal van gebouwen op zolders en in kelders, veilig beschreven, waren opgeslagen. Pas in 1981 werd een pand aan Het Melkpad (34) bekeken en werd er een optie genomen op dit pand. De bovenverdieping hadden dienst gedaan voor de huisvesting van de Radio Nieuwsdienst (foto links) en de administratie van de Hoorspelkern, die beiden verhuisden naar elders. Uiteindelijk werd het eerste onderkomen van de SNOM op 11 februari 1983 geopend.
Klein, maar fijn en op weg naar een groter museum aan de Oude Amersfoortse Weg (foto rechts), dat enige jaren geleden werd gesloten. Groots is men in 2006 dus teruggekomen via de prachtige nieuwbouw op het Media Park in Hilversum onder de noemer Beeld en Geluid Experience’.
Gebruikte literatuur:
Diverse jaargangen Aether kwartaalblad van Vrienden van het Omroepmuseum.
Archiefstukken Ing P.M.Snoek.
Beek, Gerard van; Cabout, Kees: De lange aanloop. De geschiedenis van het Omroepmuseum. Hilversum 1993 interne publicatie.
Foto’s:
Archief Aether
Archief Hans Knot
Archief Omroepmuseum Hilversum
BEELD EN GELUID EXPERIENCE TERUG NAAR DE ROOTS
Tekst: Hans Knot - Afbeeldingen: Archief Hans Knot
Een half jaar na de opening van de gloednieuwe publieksattractie op het Media Park heeft de ‘Beeld en Geluid Experience’ (foto links) half mei 2007 zijn 100.000ste bezoeker mogen verwelkomen. Dinsdagmiddag 15 mei omstreeks 14.00 uur werden Robbert, Nadine en hun zoontje Jayden feestelijk onthaald. Het gezin was blij verrast: “Vandaag was ons eerste uitje met zijn drieën sinds de geboorte van Jayden, een maand geleden. We komen uit Nijmegen en wilden naar Beeld en Geluid omdat we de opening op televisie hadden gezien. Bovendien is Robbert gek op alles wat met film en video te maken heeft. Wat een verrassing dat we dan ook nog de 100.000e zijn!” Het gelukkige gezin ontving als eerste een jaarabonnement voor de Beeld en Geluid Experience. Daarnaast kregen ze een prachtige bos bloemen, twee knuffels en een gratis diner voor vier personen in het Grand Café van Beeld en Geluid.
Meer dan verwacht
Pieter van der Heijden (directeur Beeld en Geluid Experience) is heel trots op de hoge bezoekersaantallen: “Bij de opening van mikten we op 150.000 bezoekers in het eerste jaar. Dat we na zes maanden al op de 100.000 zouden zitten was een droomscenario. Nog mooier vind ik dat onze doelgroep, gezinnen met jonge kinderen, ons zo goed weet te vinden. Over het geheel genomen blijven de bezoekers zo’n drie tot vier uur in de Experience, een enkeling zelfs nog langer. Ik durf nu wel te zeggen dat we die 150.000 gaan halen! En als ik nog een tip mag geven: vermijd de drukte en kom wat later in de middag. Beeld en Geluid is tot negen uur ’s avonds geopend.Voor meer informatie zie www.beeldengeluid.nl.
Mooi succes
Een waardig succes voor de nieuwe instelling, die een vervolg is op het Omroepmuseum waar menigeen toch meer tevreden was daar er tastbare objecten in veelvoud aanwezig waren, terwijl nu meer gekozen is voor de modernere vormen van ‘tentoonstellen’. De techniek is zijn tijd, wat dit betreft zeer snel voorbij geraasd. Een voortzetting van het oude Omroep Museum in Hilversum daadwerkelijk gerealiseerd, terwijl er vele initiatieven aan vooraf gingen. Om even een aantal te noemen moeten we ver terug gaan en wel naar het jaar 1919 als eerste:
1919: NCF:
Een aantal 'Haagse heren', onder wie Algemeen Rijksarchivaris Fruin, richtte ‘het Nederlandsch Centraal Filmarchief ‘op. Na problemen over het verplicht afstaan van negatieven door productiemaatschappijen aan het NCF werd het voornoemde archief in het jaar 1932 opgeheven. De films zijn daarna ondergebracht bij het Algemeen Rijksarchief en ging vervolgens naar het Filmarchief van de Rijks Voorlichtingdienst. Daarna ontstond een nieuw initiatief en wel bijna 20 jaar later.
1938: Beeld- en Klankarchief
Op initiatief van een groep wetenschappers werd het ‘Algemeen Archief voor Taal en andere Uitingsbewegingen’ opgericht. In 1951 begon het onder de naam ‘Beeld- en Klankarchief’ een tweede leven. In 1966 werd de naam veranderd in ‘Stichting Beeld- en Klankdocumentatie’. In 1970 ging deze stichting samen met het Historisch Geluidsarchief RUU en ging het op in de SFW, de Stichting Film en Wetenschap.
1946: Filmmuseum
Ook is van veel belang de oprichting van het Nederlands Historisch Filmarchief in Amsterdam. Na fusie met de Stichting Uitkijkarchief in 1952 werd besloten het onder de naam Nederlands Filmmuseum (NFM) verder te gaan. Nadat men vele jaren onderdak in het Stedelijk Museum had gehad, verhuisde het NFM in 1974 naar het Vondelpark Paviljoen in de hoofdstad van Nederland. Het speelde een actieve rol in de Internationale Federatie van Filmarchieven, kortweg de FIAF.
1947: Fonotheek omroepen
Sinds de oprichting van de Nederlandse Radio Unie ( de NRU ofwel de voorloper van de NOS) in 1947 brachten de omroepen hun belangrijkste geluidsopnamen als Historisch Archief bijeen in de zogenaamde Fonotheek. Deze bevatte toen al de zogenaamde centrale discotheek, die begin jaren veertig van de vorige eeuw, dus in de bezettingstijd, was ingesteld onder de vlag van de (gelijkgeschakelde) Nederlandse Omroep. De Fonotheek werd in 1990 met het Film- en Beeldbandarchief van de omroepen samengevoegd tot het AVAC. Dit ging vervolgens in 1997 op in het NAA het Nationaal Audio Visueel Archief, sinds 2002 tot en met 2006 het Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid geheten.
1947: Filmarchief RVD
De toezending van filmmateriaal dat tijdens de oorlog in opdracht van de Regeringsvoorlichtingsdienst in Londen was vervaardigd, noopte de RVD tot het inrichten van een filmarchief. Hierin werd ook filmmateriaal opgeslagen dat afkomstig was uit 'vijandig vermogen' en uit verdere opdrachten van de Rijksoverheid. In 1997 ging het voornoemde archief op in het NAA.
1956: SFW
Dan moet ik nog de Stichting Film en Wetenschap beter benoemen, dat is opgericht door de Nederlandse Universiteiten en het toenmalige Ministerie van Kunsten en Wetenschappen. De SFW fungeerde lange tijd als het audiovisuele productie- en servicecentrum voor het hoger onderwijs en zetelde in Utrecht. Na de privatisering van de andere afdelingen eind jaren tachtig, ging de archiefpoot zelfstandig in Amsterdam verder als SFW-AVA. In 1997 ging de SFW-AVA vervolgens op in het NAA, dat andermaal in 2006 een naamsverandering onderging.
1958: Televisiearchief
Maar er was nog meer want op 3 juli 1958 startte officieel het Centrale filmarchief bij de NTS (voorloper van de NOS). Het was onderdeel van de reeds bestaande afdeling Filmzaken, die de acquisitie van (speel)films en filminlassen verzorgde en deze, waar nodig, van de ondertitels voorzag. Ook woerden de journaalfilms en het uitzendmateriaal van de omroeporganisaties voor hergebruik centraal bewaard. Het archief groeide als Film- en Beeldarchief uit tot het bedrijfsarchief van de publieke omroepen. In 1985 werd met vreugde het complete Polygoon archief toegevoegd tot de collectie. In 1990 werd het televisiearchief met de Fonotheek samengevoegd in het AVAC. Dit ging vervolgens in 1997 op in het NAA.
1961: Historisch Geluidsarchief RUU.
Ook wil ik nog de oprichting vermelden, door de Utrechtse historicus prof. dr. C.D.J. Brandt, van een archief voor geluidsdragers. Het is bij het Instituut voor Geschiedenis van de Rijksuniversiteit Utrecht destijds ondergebracht. Naast het ontsluiten van de schaduwcollectie van de Nederlandse Radio Unie lag de nadruk op de zogenaamde ´oral history opnamen´. In 1970 ging dit archief samen op met het archief van de Stichting Beeld- en Klankdocumentatie en wel in voornoemde SFW op.
1976: Omroepmuseum
Na jarenlange plannen, die al tijdens de Duitse bezetting zijn ontstaan, werd de Stichting Omroepmuseum opgericht. Jaren later, in 1983 opende de eerste tentoonstelling in het pand Melkpad 34 in Hilversum (foto rechts). Het Omroepmuseum ging in 1997 op in het toenmalige NAA. Gelukkig zijn er vele mensen die, naast voornoemde organisaties, historische documenten verzamelen. Zelf doe ik dit al meer dan 35 jaren en meer en meer zien mensen het nut van het afstaan van historische documenten voor historisch onderzoek en beschrijving van de historie van de radio in. Zo kwam mij een aantal documenten ter beschikking dat te maken had met de aanzet tot oprichting van het Omroep Museum, dat pas vele jaren later officieel zou worden geopend aan de Melkweg in het Hilversumse dorp.
NRU Technische Dienst
Voluit betekende de NRU de Nederlandsche Radio Unie, met s-c.h. Niet het jaar van officiële oprichting, 1976, had één van de documenten, maar liefst 12 jaar eerder. Het werd getyped op 15 april van het jaar 1965 in het dorp Hilversum. Het heeft destijds als waardig kop ‘Nota inzake OMROEPMUSEUM’ meegekregen. Het heeft geen officiële ondertekening maar een code meegekregen, zijnde SN/TV en gezien het in het nalatenschap van Paul Snoek zat, kan worden aangenomen dat hij de schrijver van de nota was. Laten we eens kijken wat er in de korte nota te melden was (afbeelding links).
Vele jaren
‘Reeds sedert jaren leeft bij vele Omroepinstanties en zelfs ook buiten de Omroep, de wens om te komen tot het stichten van een Omroepmuseum. In verscheidene colleges is het punt van verwezenlijking van een dergelijk museum ter sprake gebracht, doch tot op heden zonder enig tastbaar resultaat. Wél resultaat hebben de bemoeiingen van de Technische Dienst gehad waar het ging om het verzamelen van uniek historisch materiaal. Er kan gezegd worden, dat er een ‘pakhuis vol’ onvervangbaar historisch materiaal aanwezig is, helaas niet figuurlijk, doch ook letterlijk. Veel materiaal is inderdaad opgeslagen in een vochtig onbeheerd pakhuis, dat voor af te voeren materiaal aan de Technische Dienst ter beschikking staat.‘
Goede blik
De schrijver van de nota had zijn gedachten al bij het verpauperen van de beschikbare materialen want hij wees erop dat het materiaal snel in conditie achteruit ging. Dit was vooral veroorzaakt door de invloed van vocht en stof en natuurlijk een gebrek aan onderhoud. Bij het schrijven van het rapport was de schrijver ook bekend dat zijn doelstelling te komen tot het oprichten van een Omroepmuseum een kwestie van lang wachten was. Al decennia eerder, zoals al werd gemeld, was men het van plan maar kon men niet tot een doorslaggevende beslissing komen.
Letterlijk
Het rapport meldde dan ook ‘Het is de Technische Dienst bekend, dat de stichting van een Omroepmuseum nog vele jaren op zich kan laten wachten, anderzijds acht deze dienst het niet verantwoord dit met zorg verzamelde materiaal, waarvoor toch de plicht bestaat het voor het nageslacht te bewaren, te laten vergaan tot ontoonbaar ‘oud roest’. Waardige woorden die later zouden leiden tot een plek in het oprichtingsbestuur van de Stichting Omroep Museum, maar zoals Paul Snoek al stelde, zou het nog jaren duren. Trouwens aan de plicht tot nalaten voor het nageslacht van documenten heeft Snoek perfect voldaan.
Aftakeling
Vanuit de Technische Dienst van de Nederlandsche Radio Unie stelde men verder: ‘De Technische Dienst heeft thans een minimum voorstel, waardoor indien dit voorstel wordt geaccepteerd, voorkomen wordt, dat de aftakeling van kostelijke apparaturen in snel tempo
Voortschrijdt. In de eerste plaats dient een droge, te verwarmen ruimte beschikbaar te zijn voor opslag (nog geen uitstalling). Deze ruimte komt ter beschikking in de zeer grote reserveruimte in het souterrain van de Mufoteek.’ Met dit laatste werd de Muziek en Fonotheek bedoeld, die op dat moment in aanbouw was en dus door de tekenaars op de toekomst waren ingeschat. Hierdoor zou gedurende enkele jaren zondermeer materialen, onder goede condities, kunnen worden opgeslagen zonder dat het wie dan ook in de weg zou staan.
Een waardig persoon aanstellen
Men zag bij de Technische Dienst in dat niet alleen voor goede temperatuur en andere perfecte omstandigheden gezorgd diende te worden maar dat de ter beschikking komende ruimte ook duidelijk afgescheiden diende te worden van de in de kelder verder opgestelde zaken. Maar aan opslag alleen, zo dacht men bij de NRU, was er geen toekomst voor een Omroepmuseum. Er diende ook een persoon verantwoordelijk worden voor opslag, inventarisatie en dergelijke diende te zorgen. In het rapport werd gemeld: ‘In de tweede plaats moet een functionaris worden belast met inventarisatie, catalogisering en preservering van de her en der verspreide bezittingen.’
De persoon werd aangedragen
De schrijver van het rapport meldde dat er ook al een persoon beschikbaar was om deze functie aan te nemen: ‘Aanbevolen wordt de medewerker bij de afdeling Commerciële en Financiële Zaken met deze taak, die voorlopig een volledige dagtaak is, te belasten.’ Alleen het noemen van de naam van de kandidaat was niet genoeg, deze was zelf ook al gepolst vanuit de NRU getuige de volgende zin: ‘De Heer de Boer is bijzonder enthousiast voor deze functie van ‘conservator’, terwijl hij zeker voldoende organisatorische en technische kennis bezit om deze functie uit te oefenen.’
Aan alles gedacht
Ook werd een kostenplaatje voorgelegd in het rapport: ‘De kosten aan genoemd voorstel verbonden, worden geraamd op f 20.000,-- per jaar, zijnde hoofdzakelijk het salaris van de conservator (Klasse VI). De ruimte in de Mufotheek is nog vrij en brengt dus geen kosten mee; voor wat houten stellingen, administratiemateriaal, transport enz. dient met f5.000 tot f10.,000 maximaal in het eerste jaar rekening te worden gehouden. De volgende jaren zal een gelijk bedrag of lager benodigd zijn. Het Bestuur wordt verzocht met het voorstel akkoord te gaan, opdat de laatste kans om de historie van de radio-omroep te bewaren, niet verloren gaat.´
15 april 1965
Dat was dus de datum dat voornoemd rapport was afgerond en opgestuurd. Er waren ettelijke pogingen vooraf gegaan aan dit zoveelste initiatief. Het leek erop dat de hoge heren maar niet wensten in te zien dat, mede vanwege het gegeven dat in het kader van het overbrengen van radiosignalen in een vroeg stadium een zeer belangrijke rol voor ons land was weggelegd, het van belang zou zijn dat er een museum moest komen. Wel dient begrepen te worden dat met het terughalen van dit rapport slechts een heel klein stukje geschiedenis inzake tot het komen van een Nationaal Omroepmuseum wordt uitgelicht.
De Boer werd benoemd
Snoek en de zijnen kregen het er door dat De Boer conservator werd en zelfs werd hij in een commissie, verantwoordelijk voor geschiedschrijving binnen de omroep persoonlijk door Emiele Schüttelhelm (foto rechts), hoofd NOS, voorgedragen zitting te komen nemen. De NOS was in 1969, het jaar dat De Boer ook als kandidaat lid voor deze commissie was voorgedragen, ontstaan uit een samensmelting tussen de NRU en de NTS. September 1969 werd het voorstel tot benoeming ingediend en het radarwerk bleef langzaam werken want pas op 17 maart 1970 verscheen voornoemde Heer de Boer voor de eerste keer ter vergadering. In de notulen is terug te lezen: ‘Voorzitter ziet in de toetreding van de heer De Boer een samenwerking tussen radio en televisie en verzoekt hem op de hoogte te willen houden van de historische ontwikkelingen in de radiowereld.’
Meer samenvoegen
In de daarop volgende twee jaren werden tal van besprekingen gehouden waarbij het meer en meer naar voren kwam dat bij een te openen Omroepmuseum er niet alleen gedacht moest worden aan de lange historie van de Nederlandse radio maar zeer zeker niet voorbij mocht worden gegaan aan de redelijk jonge historie van de Nederlandse televisie. Een eerder gemaakte fout met conservering van de historie van de radio in ons land mocht geen tweede keer geschieden als het ging om de historie van de televisie.
Aanstelling
Het verzoek tot aanstelling van dhr De Boer voor het op te starten museum werd eind 1970 door Schüttenhelm bekrachtigd toen hij meldde dat zowel De Boer als ene Van Driel elk voor één dag per week werden aangesteld. En ze zaten bepaald niet stil want allerlei gebouwen binnen de publieke omroep werden bezocht om vooral historisch weggezette objecten en apparatuur, die van belang konden zijn bij een in te richten expositieruimte, veilig te stellen.
En De Boer kon de gewenste stellingen bestellen maar bijvoorbeeld werd er ook onderhandeld tot overdracht van een TV reportagewagen 9 (trein1) en de polyester radiowagen uit 1958 (foto's links en boven) aan het op te richten museum. Ook werd er gedacht aan een eenvoudige opstart expositie in het gebouw van het Muziek Paviljoen (foto's rechts en links).
In de jaren tot de daadwerkelijke oprichting van de SNOM, Stichting Nederlands Omroep Museum, in 1976, werd er vanuit de Publieke Omroep vele soorten van medewerking verleend aan allerlei organisaties om de geschiedenis een waardig beeld te geven. Zo werd ondermeer materiaal uitgeleend aan:
• Tentoonstelling ‘Telecom 71’ van de Europese Radio Unie in Genève
• ‘50 jaar muziek per radio’ in Wenen
• ‘Open Beeld’ Museum voor onderwijs in Den Haag
• TV programma ‘Thank you BBC’
• ‘Radio in en uit de kinderschoenen’ Rijksuniversiteit Utrecht
• Firato Amsterdam
• ‘100 Jaar geluidsregistratie in het Evoluon Philips in Eindhoven
• 55 jaar NCRV
• Tentoonstelling ‘100 jaar Edison’.
Ik haalde de SNOM al even aan. Het was de inmiddels, via de toenmalige Nieuwe Omroep Wet, tot voorzitter van de NOS benoemde Schüttenhelm te danken het NOS bestuur in 1975 zo ver te krijgen dat men besloot in de zeer nabije toekomst over te gaan tot het oprichten van een stichting. Deze kreeg dus de naam ‘Stichting Nederlands Omroep Museum’ met zich mee. De acte werd bekrachtigd op 1 september 1976, de dag dat ook het bestuur van de SNOM werd benoemd.
En, zoals zo vaak in die tijd, was het bestuur zo ingericht dat er alleen mannen een zetel in hadden. Voorzitter werd E. Schüttenhelm, G.H. van Beek de secretaris. Dr. E Driemer was toegevoegd lid waarbij hij tevens Kroonlid van het Bestuur van de NOS was. De overbekende Ger Lugtenburg, destijds adjunct directeur van de AVRO TV werd, evenals Eric K de Vries (foto rechts) lid van de commissie. En als laatste noem ik de naam van Ing. Paul.M. Snoek, inmiddels plaatsvervangend hoofd technische dienst radio van de NOS. In het begin van het functioneren van de commissie werd veelvuldig vergaderd totdat men tijdens een vergadering van 19 april 1977 op de besluitenlijst liet plaatsen dat de commissie pas weer bijeen zou komen als er zicht zou zijn op een redelijk onderkomen. Meer dan een jaar later, op 7 juni 1978, werd er weer vergaderd en kwam Van Driel, die als conservator en technisch adviseur was toegevoegd aan het Bestuur, met plannen tot een semi permanent onderkomen.
In de daarop volgende jaren werden tal van panden in Hilversum en Amsterdam bekeken en te licht bevonden voor het onderbrengen van de collectie, die inmiddels verspreid over het Hilversumse in tal van gebouwen op zolders en in kelders, veilig beschreven, waren opgeslagen. Pas in 1981 werd een pand aan Het Melkpad (34) bekeken en werd er een optie genomen op dit pand. De bovenverdieping hadden dienst gedaan voor de huisvesting van de Radio Nieuwsdienst (foto links) en de administratie van de Hoorspelkern, die beiden verhuisden naar elders. Uiteindelijk werd het eerste onderkomen van de SNOM op 11 februari 1983 geopend.
Klein, maar fijn en op weg naar een groter museum aan de Oude Amersfoortse Weg (foto rechts), dat enige jaren geleden werd gesloten. Groots is men in 2006 dus teruggekomen via de prachtige nieuwbouw op het Media Park in Hilversum onder de noemer Beeld en Geluid Experience’.
Gebruikte literatuur:
Diverse jaargangen Aether kwartaalblad van Vrienden van het Omroepmuseum.
Archiefstukken Ing P.M.Snoek.
Beek, Gerard van; Cabout, Kees: De lange aanloop. De geschiedenis van het Omroepmuseum. Hilversum 1993 interne publicatie.
Foto’s:
Archief Aether
Archief Hans Knot
Archief Omroepmuseum Hilversum