Herinneringen aan 1961 (2)

Muziek, media en andere herinneringen aan het jaar 1961(2)
Tijd om weer eens flink terug in de tijd te gaan en wel naar herinneringen over gebeurtenissen in het jaar 1961. Oef, wat waren sommige kranten voornaam aanwezig het bericht te plaatsen dat de regeringscommissaris voor het Omroepwezen een onderzoek zou laten doen naar de uitzendingen van het televisieprogramma ‘Zaterdagavondakkoorden’. In dit programma was een optreden te zien van de Bizarro Brothers die bij hun truc heel snel een aantal flessen draaide waarbij een etiket was te zien, waarop de naam ‘Martini’ heel duidelijk was te zien. Er werd zelfs gemeld dat er ernstige klachten van kijkers waren binnengekomen omdat er niet alleen reclame was gemaakt, maar tevens dat het ook nog voor een drankmerk was. Ze zouden fel hebben gereageerd op deze vorm van reclametelevisie. Volgens een woordvoerder van de KRO, die het programma had uitgezonden, had regisseur Jos van der Valk de artiesten duidelijk vooraf gewaarschuwd dat ze het etiket van de fles beslist niet mochten laten zien. Ook werd gesteld dat de artiesten alleen met deze flessen konden werken, omdat ze er mee vertrouwd waren. De heren goochelaars beweerden dat het zichtbaar worden van de merknaam slechts in de hitte van het spel was gebeurd. Men kon zich in het kleine wereldje van de televisie, waarbij slechts één televisienet was te zien, zich aan heel wat zaken storen, zelfs aan het zeer frequent voorbij komende bordje ‘storing’.
Vroeg in 1961 werd er al over gesproken dat er eventueel de mogelijkheid zou zijn de beelden van de Olympische Spelen, die twee en een half jaar later in het Japanse Tokio zouden worden gehouden, deels rechtstreeks over de aardbol zouden kunnen worden uitgezonden. De gemiddelde kijker kon het zich niet voorstellen, hoe dit dan wel zou geschieden en deed er een beetje lacherig over als er onder elkaar over gesproken werd. Liefst 44 jaar later weten we niet meer anders dat alle signalen, inclusief die van de regionale televisie in Nederland, via de satelliet kunnen worden uitgezonden. Maar teruggaande naar de plannen van 1962 bleek dat er officieel door de Amerikaanse en Japanse regeringen werd bekend gemaakt dat men een 40 kilo zware ‘aard’ satelliet de ether in zou schieten die ondermeer het signaal naar Europa zou gaan uitstralen. In 1964 waren er inderdaad de nodige beelden die heel snel op de televisie werden vertoond.
In 1961 was er nog een hele grote groep gezinnen, zeker een meerderheid vormend, die geen kijkkastje in huis hadden. Ze genoten nog volop van datgene de publieke omroep via de radio liet horen en hadden gewoon nog geen geld genoeg om een, voor die tijd heel dure, televisie aan te schaffen. De radio was daar dus centraal punt in het gezin en volop werd genoten van de verschillende hoorspelen, die voorbij kwamen. Op 6 februari 1961 was er bijvoorbeeld het hoorspel ‘Twee vrouwen openen het vuur’ te beluisteren via de NCRV. Een stuk geschreven door de Duitser Christian Beck. Het vreemde was dat de KRO op 19 januari van het jaar het stuk eerder al via de televisie had uitgezonden, daar het van origine door Beck was geschreven voor uitvoering op het toneel met televisieregistratie. Voor diegene die het via de televisie had gezien was er dus een mooie gelegenheid om eens te vergelijken welke vorm van medium het mooiste overkwam.


Praktisch iedere dag is er wel iets in de kranten terug te vinden inzake de kijkcijfers naar een bepaald programma van de vele publieke en commerciële televisiestations die via kabel en satelliet onze huiskamers, anno 2006, binnen komen. Dat was in 1961 wel een heel andere kost. Zelden werden er de kijkcijfers bekend gemaakt laat staan werd vaak weergegeven hoe de cijfers waren van een bepaalde televisie enquête. In mijn archief vond ik een krantenknipsel terug uit februari 1961, waarin de journalist de lezers haarfijn uitlegde hoe destijds de opbouw van een televisie-enquête eruit zag. ‘Hoe kijkt men, wat ziet men, welke eisen stelt U, welke Uw buurman? Stelt men of kan er niet gesproken worden over ‘men’? Is het juist te spreken over een doorsneekijker of een doorsneesmaak? Hoe ligt de waardering in het algemeen en op welke zienswijze respectievelijk kijkgewoonte is ze gebaseerd? Welke overtuigingen spelen bij de televisiemensen een rol bij de keuze van hun programma’s en bij de regisseur en de cameramensen bij de opbouw van hun programma?’
Op het moment dat deze zinnen werden geplaatst in Vrij Nederland was er, zover bekend, in ons land nog niet sprake van regelmatige onderzoeken naar kijkgewoonten verricht. Schriftelijke en mondelinge reacties van het toenmalige kijkerspubliek, dat toch al beperkt was, bleken de enige aanknooppunten om bepaalde zaken binnen de omroep te kunnen bepalen. Nederland lag daarbij duidelijk achter op de ontwikkelingen in andere landen. In buurlanden als Groot Brittannië en West Duitsland was er al lang sprake van regelmatige enquêtes onder het kijkerspubliek en in de VS was er sprake van metingen met gebruik van de zogenaamde audiometer, een apparaat dat bevestigd was aan het televisietoestel. Een filmstrook, die om de twee weken verwisseld diende te worden, werd heel nauwkeurig van minuut tot minuut geregistreerd wanneer het toestel was aangeschakeld en naar welk station er door de bezitter van dat toestel werd gekeken. Men had daadwerkelijk vooraf onderzoek gedaan bij welke gezinnen en op hoeveel toestellen een dergelijke audiometer geplaatst diende te worden. Men had dit gedaan om uiteindelijk, bij het komen tot een totaal resultaat, te kunnen spreken van een representatief onderzoek.
Maar er was nog een tweede vorm van meting en wel de zogenaamde ‘doorringing’. Was er bijvoorbeeld een bepaald interessant interview op de televisie geweest dan werd een groep gezinnen, waarvan de bekendheid bij de onderzoekers vooraf duidelijk was, door een man of vrouw bezocht voor een interview. Deze interviewer had tot taak zich op de hoogte te stellen in hoeverre er reactie was te peilen binnen het gezin omtrent het uitgezonden interview. Een derde, eveneens in de VS toegepaste, methode was het in grote aantallen uitdelen van de zogenaamde ‘journals’. Zeg maar dagboeken waarin de kijkers konden aangeven in hoeverre men naar de televisie had gekeken en naar welke programma’s. Iedere dag weer diende dit schriftje te worden bijgehouden, waar niet alleen vermeld diende te worden waar men naar gekeken had maar ook de tijdsduur moest worden ingevuld, evenals een cijfer hoe men een bepaald programma had gewaardeerd. Er was daarnaast nog eens de telefonische enquête, die werd ingezet om te zien in hoeverre de televisie van invloed was op het dagelijkse leven van de gemiddelde Amerikaan.
In Groot Brittannië was men van mening dat het aantal kijkers niet vanzelfsprekend aangaf hoe populair een programma kon zijn en dus werden er in de begintijd van de televisie een aantal panels ingezet onder de kijkers, die met regelmaat over een groot aantal onderwerpen, behandeld in programma’s evenals het totaalbeeld van bepaalde programma’s werden besproken. Zo kreeg men bij de BBC een duidelijk beeld hoe de kwantitatieve gegevens konden worden verrijkt met kwalitatieve gegevens. Men had binnen de BBC speciaal opgeleide personen in dienst die de onderzoekingen uitvoerden. Zo kon het bijvoorbeeld gebeuren dat een onderzoeker op één dag verschillende kijkers interviewde die zich toelegden op het kijken van toneelregistraties via de televisie en de volgende dag zich specifiek richtten op de kijker die zich vooral interesseerde op de uitzending van sportwedstrijden en sportgerichte onderwerpen via de BBC TV.
Duitsland had weer een andere, volgens hen betrouwbare, methode om de populariteit van een programma te kunnen meten. Men nodigde op gezette tijden 20 willekeurige kijkers uit naar de televisiestudio te komen om aldaar de opname van een programma te komen bekijken. Ze werden daar voorzien van zogenaamde psychotechnische testapparaten waarmee de gevoelens van de vrijwillige proefpersonen werden geregistreerd. Op grond van deze reacties werden na de uitzending door de twintig proefpersonen ook nog eens een discussie gehouden, waardoor de leider van het experiment kennis kon nemen van de verschillende gezichtspunten, oorzaken, gevolgen, de motivaties en dergelijke. Bij de aanpak van dit oriënterend onderzoek was men genoodzaakt zich te beperken in de keuze van de groepering mensen, die men bij het onderzoek wilde betrekken. Vaak waren echter de enquêtes, die in de beginjaren van de televisie werden opgesteld, slechts bedoeld een kleine groep huisvrouwen te bereiken.
Men was zich er aan de andere kant wel van overtuigd dat men niet achter het bureau moest gaan zitten om zo maar een paar vragen voor het onderzoek samen te stellen: ‘Het zou dan gemakkelijk kunnen voorkomen dat essentiële punten worden vergeten waardoor de enquête te theoretisch kan worden en dus ook te los staat van de dagelijkse realiteit. De gesprekken in de Duitse onderzoeken werden zo gehouden, dat de interviewer zich zoveel mogelijk op de achtergrond hield. Hij of zij moest de kunst verstaan dit te kunnen met als doel de respondent te stimuleren tot spraakzaamheid, zonder daarbij te betrachten deze te beïnvloeden. Dus diende er te worden voorkomen dat de respondent werd gestimuleerd – doorgaans onbewust – een antwoord te geven dat meer gezien kon worden als het antwoord van de interviewer dan van degene die het antwoord daadwerkelijk gaf.
In ieder land een afwijkende methode om te beproeven hoe een programma daadwerkelijk zou aanslaan of hoe de televisie als aanwinst in het huiselijk leven kon worden beschouwd. Al vrij spoedig waren er psychologen en sociologen die zich enorm afzetten tegen een deel van het aanbod dat de televisie in ons land bracht. Was het goed voor het gemiddelde kind om überhaupt televisie te kijken? Was de ouder er klaar voor om met verstandige onderbouwing de vraagstelling van de kinderen na het kijken van een bepaald programma kunnen beantwoorden? Dergelijke vragen, die een onderdeel waren van een uitgebreidere enquête, leverden resultaten op die automatisch opriepen tot verder onderzoek, dat uiteraard in de kinderschoenen stond, zoals in het jaar 1961. Immers waren de programma’s voor kinderen leerzaam genoeg? Was er wel gedacht aan programma’s die puur geschikt waren gemaakt voor de kinderen? Zijn ze meer thuis? Gaan de kinderen later naar bed? Werkt het de zelfwerkzaamheid tegen en worden de kinderen hun fantasie positief of negatief beïnvloed?
Zomaar een aantal vragen die na de eerste onderzoek erbij gevoegd konden worden en in de daarop volgende jaren kwam er meer en meer schot in de ontwikkeling van de diverse kijk en vooral luisteronderzoeken, die eigenlijk meegroeiden met de ontwikkeling van de programmaformule, dus op weg naar meer volwassenheid van het medium televisie.
Een hoogst ‘opmerkelijke’ kanttekening inzake het kijkgedrag was terug te vinden in het Parool van 5 april 1961 waarbij de interviewer aan een jonge dame vroeg of ze de avond ervoor nog televisie had gekeken deze het volgende antwoord kreeg: ‘Nee, we kijken niet meer. Dat komt dat mijn zuster een kind heeft gekregen en ze woont bij ons. Dus ’s avonds als al mijn broers en zusters thuis zijn dan zet ze de teil in de huiskamer op tafel en dan doet ze de baby in bad. Wij zitten met zijn allen om de tafel heen en dat is veel leuker dan televisiekijken!’
In de maand mei kwamen er ook cijfers naar buiten inzake de reclame op de televisie in Duitsland. Het blad Piccollo meldde haar lezers, zonder verder in details te treden, dat wanneer je als onderneming van plan was op alle televisiestations in Duitsland een commercial met een duur van 60 seconden zou willen uitzenden, je een bedrag van 47.000 Mark kwijt zou zijn.
De Belgische televisie kreeg in 1961 een aanvulling op haar apparatuur. Twee enorm grote Ampex apparaten, aldus de omroep, waren uit Amerika aangekomen. Maar het zou enige tijd duren alvorens ze in gebruik te kunnen nemen, daar de technici er zeker enige tijd mee zouden moeten oefenen. Het bericht ging verder met: ‘Met een Ampexinstallatie worden beeld en klank op magnetische band opgenomen. De Ampex heeft het voordeel de kwaliteit van het beeld niet te verminderen, wat wel het geval is met de kineskoop, waarbij het beeld van een glazen scherm gefilmd wordt. De BRT heeft nog vier andere Ampex Recorders besteld, waarna waarschijnlijk nog twee mobiele installaties zullen volgen. België is één van de laatste landen in Europa, waar de televisieonderneming zich dergelijke toestellen aanschaft. In Nederland is men er enkele maanden vroeger bij geweest, doch daar heeft men minder groots gezien en daar komt nog bij dat men het spul niet kan gebruiken daar er een gebrek aan personeel en plaats is.‘
In Italië hadden de studenten aan de medische faculteit van de universiteit in Rome heel veel geluk. Als één van de eerste instellingen had men grof geïnvesteerd om optimaal de student de operaties, die voor de colleges gevolgd dienden te worden, te tonen. In het nieuwe gebouw was ruimte voor twaalf, zogenaamde, operatierotondes. Vanuit een afgesloten balkon door een glaswand kon de operatie door de studenten worden bekeken. Voor diegene die niet op de eerste rij zaten was er de mogelijkheid via een televisiescherm mee te kijken, dat het beeld in kleur weergaf.







Nieuwsgierig geworden wat er nogal zo meer in dat lijstje, onder de noemer ‘Radio Wegwijzer voor Teenagers in oktober 1961 stond? Lees maar even mee in het volgende overzichtje.
In het najaar werden we verrast vanuit Iran. Het televisiegebeuren stond er eigenlijk nog in de schoenen maar was wel met westers geld gerealiseerd. Om nog meer in detail te treden kan worden gemeld dat het de Amerikaanse regering was die de installatie van studio’s en zenders in het kader van ontwikkelingshulp had gefinancierd. Maar de Iranese regering kwam in november met de mededeling dat er in het kader van een soberheidsprogramma men besloten had niet alleen een invoerverbod te stellen op dure auto’s, cosmetische artikelen, champagne en dergelijke maar ook op televisietoestellen.


Zo maar een aantal muziek, media en andere herinneringen aan het jaar 1961, waar we zondermeer nog een derde keer terug zullen keren in de toekomst