Herinneringen aan de NCRV

DE NCRV EN DE SPIEGEL EN HUN VROEGE PROPAGANDA
Tekst: Hans Knot
Het onderwerp ‘Propaganda’ is door velen omschreven waarbij heel vaak de vroege vorm van propaganda wordt neergezet in de periode 1939-1945, ten tijde van de Tweede Wereldoorlog. Reden is dat de radio toen een heel belangrijke rol ging spelen in de propaganda die de Duitsers via diverse radiostations, ondermeer gebruik makend van de zender van het voormalige Radio Luxembourg, lieten verspreiden. Maar er bestond al langer propaganda, hoewel in andere vormen.
Propaganda kan gezien worden als de verkondiging van een boodschap op een systematische manier waarbij de boodschapper zich richt op grote groepen mensen. Men kan dus ook stellen dat door het op een indringende toon brengen van de boodschap een soort van machtsuitoefening wordt gepleegd en gepoogd wordt de gedachten van de toehorende duidelijk te beïnvloeden. Een iedere toehoorder kan natuurlijk zelf beschouwen hoe hij de boodschap tot zich laat komen en de boodschapper kan ook zelf een stempel zetten op de vorm van propaganda. Zo is vanuit de Amerikaanse regering het voeren van propaganda altijd beschouwt als het brengen van ‘objectieve informatie’. De Sovjetmacht zag het misschien ook wel als deze vorm van informatie, maar maakte gebruik van slechts één boodschap, die via tientallen zenders werd uitgezonden,met als doel pure indoctrinatie.
Maar was het niet veel anders in de kleinere dorpen en plaatsen waar ver voor de tijd van het medium radio de boodschap werd verkocht? Tja,in bepaalde plaatsen en op bepaalde Waddeneilanden is de traditie nog in ere gehouden maar dan meer als een toeristische traditie. Dan doel ik op de Dorpsomroeper die bij herhaling de ‘boodschappen doet’ namens de gemeente en daarbij de ‘nel’ uithangt. Bewapend met bel en/of ratelaar rijdt hij door de gehele gemeente om op strategische plekken te stoppen en vervolgens met veel lawaai de mensen naar zich toe te trekken, waarna vervolgens de koperen ‘toeter’ tevoorschijn te trekken om de boodschapper te spelen. Op Schiermonnikoog, zo zag ik recentelijk, is de toeter al vervangen door een megafoon.


Natuurlijk was er aan alles gedacht en zo was er voor de jongeren de gelegenheid een boodschap aan een ballonnetje te bevestigen waarop ook nog eens een adres geplaatst kon worden. Over het station, voor één dag, is het één en ander terug te vinden in het boek ‘Het bos van de burgemeester’ geschreven door Bas Hageman. Hij meldt dat het tijdelijke NS station was gevestigd aan de Jachtlaan. Bijna 90% procent van de bezoekers kwam met de trein of met de autobus. De spoorwegen zetten ruim twintig extra treinen in, die het tijdelijke station gebruikten. De perrons van het station waren maar liefst driehonderd meter lang. Voor de bouw van de perrons gebruikte de NS zestig wagons vol spoorbielzen. In een uur tijd arriveerden vanaf ‘s ochtends negen uur bijna twintigduizend bezoekers per trein. In drommen liepen de mensen van het gelegenheidsstation Apeldoorn-West naar de hoofdingang van Berg en Bos, op de hoek van de Harplaan en het Asselsepad.
Om alle bezoekers te laven waren de beschikbare accommodaties in het AGOVV/Openluchttheatercomplex en de Gemeentelijke Theetuin met muziektent dan ook veruit ontoereikend. Diverse noodvoorzieningen werden getroffen in de bossen achter het Openluchttheater, tot en met uitkijkposten in de bomen. De Nieuwe Apeldoornsche Courant besteedde destijds ruim aandacht aan het evenement. ‘Voortdurend werden de passagiers door den luidspreker aangemaand tot vlugger doorlopen, kaarten gereed houden, vlug het perron verlaten, zingen en vlug doorlopen; ook klinken de waarschuwingen: denk aan den voorbij komenden trein enz. De burgemeester en de Commissaris van Politie waren geruime tijd bij de aankomst der treinen‘, signaleerde de krant. En: ‘Bij onzen rondgang door het dorp, waar van vele woningen, vooral in de Hoofdstraat en Asselschestraat, de driekleur wapperde, namen we een kijkje bij den overweg; wanneer de bomen daar gesloten waren, stond aan beide zijden een lange file van particuliere auto‘s en autobussen, waarvan vele voorzien waren van het voorgeschreven N.C.R.V.-vlaggetje’.



Maar ook op regionaal en lokaal niveau werden allerlei bijeenkomsten georganiseerd waarbij gemeld kan worden dat op een bepaald moment in de mid jaren dertig er meer dan 400 van dergelijke onderorganisaties waren en er met veel inzet propaganda werd gemaakt voor de N.C.R.V. Zo was er op 3 maart 1934 een provinciale ledenvergadering voor de inwoners van Zuid Holland, die werd gehouden in Dordrecht. De regionale secretaris, de heer H. v.d. Berg was daarbij aanwezig om de eer van de omroep en haar boodschap te verdedigen en vooral te voorkondigen. Dat hij het laatste meester was bleek uit de lengte van de boodschap. Liefst 25 minuten wist hij de aanwezigen te boeien met het nut van de N.C.R.V. en haar toenmalige activiteiten.
Men richtte zich ook op bepaalde doelgroepen en zo bracht de N.C.R.V. ook onder de noemer ‘Daar klink een lied vol levensbelang’ de Gereformeerde meisjes bijeen en andermaal mocht de redactie van ‘De Spiegel’ rapporteren. Zo was in 1936 al weer de 18e bijeenkomst ‘Van den Bond van Meisjesverenigingen op Gereformeerde Grondslag’. In vergadering en gezang bijeen op verschillende locaties in Zwolle waarbij op het einde van de dag een gezamenlijke bijeenkomst plaats vond op de Turfmarkt, aan de voet van de toren van de Gereformeerde Kerk.
Ondertussen wist de omroep de luisteraar te lokken, gelijk aan het missionarissen werk der katholieken in Afrika. Met ondermeer zilveren lepeltjes, die werden toegezonden als een luisteraar zijn gezin tot de N.C.R.V. verbond. Het op die manier promoten van het eigen huis leverde de omroep in een paar maanden tijd meer dan 16.000 nieuwe leden op, let wel in 1934. Een jaar later, met Sinterklaas, wist men andermaal na heftige promotie, enorm veel luisteraars te trekken middels het uitzenden van een luisterwedstrijd. Ver van te voren was het programma al een succes door te melden dat liefst 442 prijzen te winnen waren waaronder twee fietsen. Op de wedstrijd werd schriftelijk gereageerd door liefst 38.726 mensen, die een oplossing dachten te hebben op de vraagstelling.
Maar de eerder genoemde Pereboom zag met lede ogen aan dat in de jaren van crisis meer en meer luisteraars hun lidmaatschap opzegden, als gevolg van financiële problemen. Hij dacht nog een leuk idee achter de hand te hebben de mensen weer massaal met een extra N.C.R.V. feest de straat op te krijgen om ze vervolgens weer aan een lidmaatschap te kunnen helpen. Naar voorbeeld van het muziekkorps van het Leger des Heils wilde hij een in een mooie uniformen gestoken corps van de N.C.R.V. laten oprichten om daarmee het land in gaan. Een financieel plaatje werd door hem gemaakt waarbij het zo’n 15.000 gulden aan promotiekosten per jaar zou moeten kosten. Het is allemaal bij een plan gebleven want ook de omroep kreeg te maken met de crisissituatie en dus verdween het plan in een stoffige kast.
Terugbladerend door oude edities van ‘De Christelijke Illustratie De Spiegel’ zou je kunnen stellen dat er af en toe sprake was van indoctrinatie van hoofdklasse formaat, vooral als je terugkijkt naar de kleinere berichtjes. Er vanuit gaand dat de minder intelligente lezers zich vooral zouden richten op deze korte berichten werd deze door de redactie gebruikt om de alles vererende brieven van lezers te plaatsen: ‘De Spiegel is tegenwoordig hét blad voor onze Christelijke gezinnen. Actuele, aantrekkelijke onderwerpen worden ten beste gegeven. De afwerking is keurig en smaakvol.’
Maar ook: ‘Deze illustratie blijkt verbazing wekken. Prachtig uitgevoerd, pakkende Christelijke lectuur, een keur van illustraties en telkens iets nieuws. Deze illustratie zet de mensen aan het werk en is royaal in ’t belonen. En de abonnementsprijs is maar f 1,-- per kwartaal. Dat verbaast zeker wel het meest. De Spiegel dient in elk Christelijk gezin gelezen te worden.’ Op dezelfde pagina vond ik echter ook een artikel die heden ten dage zondermeer zou worden afgestraft middels de Nederlandse wetgeving. Het had als kop ‘Waarheen met de Joden?’. Let wel nog voordat de Tweede Wereldoorlog ons land bereikte en de Joodse inwoners massaal zouden worden afgevoerd. Beschamend is het volgende bericht, dat onderdeel van het artikel in de ‘Spiegel’ is, dan ook te noemen: ‘Toch valt het niet te ontkennen, dat naast veel goeds, de Joden ook vaak cultuurbedervers zijn van den eersten rang. En neem bijvoorbeeld het gemodder van Freud en consorten maar eens. Daar komt nog iets bij. ’t Is wel opmerkelijk dat bij de Sociaal Democraten en de Communisten, Joden den boventoon voeren. Hoe kan een Jood zich ooit Nederlander voelen? Een Jood is en blijft een Jood en zal nooit één worden met ons volk, neen de Joden moeten eigenlijk allemaal weer terug naar Palestina!’
In 1939, op 3 augustus, werd er door de N.C.R.V. een zogenaamd generaal appèl gehouden in het station van de voetbalclub Feijenoord in Rotterdam waarbij er een historische show werd gegeven en de bestuursleden stuk voor stuk het woord voerden. Andermaal kwamen uit alle uithoeken van het land duizenden mensen naar Rotterdam, zelfs de personen die om 2 minuten na 6 uur in de ochtend al in de boemeltrein in Delfzijl waren ingestapt. Na de 2e Wereldoorlog zou men nog vaak in Rotterdam terugkeren.

Dan was er nog, in 1950, een aandachtstrekker in de vorm van ‘Elektronen Wonderland’. Door de propaganda dienst van de N.C.R.V. die nog steeds actief was, werd in tal van steden een groots spektakel georganiseerd waarbij het tournee door het land een aanvang nam in Rotterdam. In samenwerking met onze nationale trots, Philips uit Eindhoven, werd aangetoond wat er met elektronen voor geheimzinnige en vooral opzienbare mogelijkheden er waren. Dit betekende voor alle bezoekers niet alleen een tentoonstelling bezoeken, die telkens op maandagen begon en op vrijdagen eindigde, maar tevens de introductie van de televisie als experiment. Men kon op beeldschermen zien wat er elders op het tentoonstellingterrein gebeurde. Duizenden stonden stom verbaasd te kijken naar de nieuwe mogelijkheden voor de toekomst. Het brengen van propaganda via de televisie was slechts nog een korte tijd wachten voor Herrijzend Nederland.
Tenslotte kan worden gemeld dat zowel de N.C.R.V. als de Spiegel hun gedrukte uitingen beiden lieten uitbrengen bij dezelfde uitgeverij: Gebr. Zomer & Keuning’s Uitgevermij, te Wageningen. De leiding van de omroep had al in haar oprichtingsjaar 1924 een ontwerpcontract getekend met de uitgeverij tot uitgifte van een verenigingsorgaan. Alle risico´s waren voor de firma, de abonnementsprijs ging f 1,25 per jaar bedragen. De uitgever zorgde daarbij voor de inhoud van het blad, waarbij in ieder geval alle informatie geleverd door het bestuur van de N.C.R.V. diende te worden overgenomen. Daarbij genoot de uitgeverij alle baten van de adverteerders in het orgaan. Het eerste contract had een loopduur van zeven jaren. Wel dient vermeld te worden dat in het bedrag niet automatisch het lidmaatschap van de Nederlandsche Christelijke Radio Vereniging was ingesloten. Daarvoor diende f 3,00 te worden betaald aan het secretariaat van de Omroep, dat de eerste jaren was gevestigd in Maassluis. De naam die het wekelijkse orgaan in eerste instantie meekreeg was ´Christelijk Tijdschrift voor Radio´.
Het Omroepmuseum, onderdeel van Het Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid in Hilversum, beheert alle historische voorwerpen van de N.C.R.V. (materiaal vanaf de jaren twintig, propagandamateriaal, films, programma gerelateerd materiaal en honderden andere voorwerpen).
http://www.beeldengeluid.nl/index.jsp
Gebruikte literatuur:
De Christelijke Illustratie De Spiegel, jaargangen 1931, 1933, 1936 en 1938.
Vrij en gebonden, vijftig jaar NCRV, Bosch en Keuning nv, Baarn, 1974.
Archief Freewave Media Magazine, Groningen 1962-2005.
http://stationsweb.brinkster.net/
Copyright 2005 Hans Knot