Herinneringen aan 1949
Tot nu toe zijn we in deze serie voornamelijk terug gegaan naar de jaren zestig van de vorige eeuw. Het decennium waarin ontzettend veel gebeurde als het ging om de jeugd die haar vrijheid bevocht, demonstratie na demonstratie organiseerde, bezettingen voorbereidde, en dus de schoot van moeder ontkroop en vooral de muziek en haar bijverschijnselen ontdekte.
Hans Knot heeft die periode ook intens beleefd, hoewel hij nooit heeft meegedaan aan de toen populaire drang van de jeugd om allerlei drugs te beproeven dan wel zich te storten op groepsseks. Hij kwam dan ook uit een zeer Katholiek gezin, waarbij pastoor Schoenmaker van de Sint Franciscuskerk aan de Zaagemuldersweg in Groningen eigenlijk een dubbelrol speelde. Hans Knot dook voor u in zijn geboortejaar 1949 en dus wordt hij dit jaar lid van de club van de dubbele vijf.
Laten we maar beginnen met de kerkelijke zaken. Ten eerste was pastoor Schoenmaker vaste scheerklant van mijn kappersvader, waarbij moeder Knot vaak wist welke handdoek van pastoor Schoenmaker was daar deze nooit zijn hoofd waste en toch naar Majazeep stonk. Bovendien was de beste man altijd te prikkelen voor verjaardagen en andere festiviteiten om te eindigen, al zittende op de grond, in bepaalde staat. Dit alles al gevolg van andermaal – zoals moeder Knot telkens weer bevestigde – té veel aan advocaatjes. Maar de beste man was bij de scholieren van Katholieke afkomst is zijn wijk ook verantwoordelijk voor het geven van seksuele voorlichting op de zogenaamde ‘zestienjarigen cursus’. U begrijpt het al: alles wat niet mocht werd ons door de Eerwaardige Pastoor verteld en wat er wel mocht? Dat kon jezelf nog uitzoeken. Trouwens het was een bijeenkomst georganiseerd in 1965 vanuit de Katholieke Kerk waar dezelfde pastoor Schoenmaker voor het eerst een gecombineerde bijeenkomst van meisjes en jongens voorzat. De kat op het spek binden, achteraf gezien. Maar ik neem u verder mee terug en wel naar het jaar 1949.
Natuurlijk is het voor mij, als geborene in het jaar 1949, totaal onmogelijk dit keer eigen herinneringen ten berde te brengen en zal ik moeten duiken in mijn archief om toch leuke en minder aangename zaken naar boven te kunnen halen. Januari 1949 is ondermeer de geschiedenisboeken ingegaan als de maand waarin President Truman van de Verenigde Staten de politiek van de ‘Fair Deal’ introduceerde. Doel was zowel op politiek als sociaal gebied verregaande vooruitgang na te streven voor iedere burger. Hij maakte het voor het eerst bekend tijdens de jaarlijkse ‘State of the Union’, die dat jaar op 5 januari aan het Congres werd voorgelezen. Hij stelde vooral sociale en economische veranderingen voor en vroeg de leden van het Congres verder de programma’s op het gebied van nationale veiligheid, het milieu en de huisvesting te ondersteunen en financieren. Hij ging met zijn plannen op het gebied van de burgerrechten en sociale verzekeringen ook veel verder dan zijn voorganger, president Franklin Roosevelt. Truman zou het jaar 1949 nog volop aan de bak moeten gezien zowel de Koude Oorlog als de Koreaanse strijd veel van zijn energie zouden opslokken.
In de maand februari vond in Hongarije het proces plaats tegen kardinaal Mindszenty die door de communistische regering van het land in de december 1948 was gearresteerd wegens verraad en samenzwering tegen de regering. Ook zou hij verzet hebben gepleegd tegen de wetgever. Op 8 februari werd hij, na een proces van vijf dagen, veroordeeld tot levenslange gevangenisstraf. In de Westerse wereld werd aangenomen dat Mindszenty, die voor de rechtbank aan het ten laste gelegde had bekend, onder invloed van drugs was gebracht en tijdens het verhoor ook meerdere malen was mishandeld om op die manier een bekennen af te dwingen. Enkele dagen later, op 12 februari 1949, verklaarde de toenmalige Paus, Pius XII, dat alle bij het proces betrokkenen nooit meer binnen de Katholieke Kerk geduld zouden worden.
Maar hoe zat het destijds eigenlijk met die goede oude radio. Ik neem u derhalve mee naar een geschrift uit het jaar 1949 waarin S.de Vries jr. dit door ons geliefde medium destijds beschreef: ‘In de krant schrijft een journalist over ‘de’ radio, die goed of slecht is, naar zijn mening. In de Kamer geeft één der leden zijn mening over ‘de’ radio. De minister antwoordt. Of antwoordt niet. In de huiskamer zegt de jongste zoon, dat het niks meer is met ‘de’ radio tegenwoordig en de op een na jongste dochter snauwt hem af omdat zij het nu eenmaal wel wat vindt. Altijd gaat het om ‘de’ radio en niemand weet precies wat er bedoeld wordt. Want was is ‘de’ radio? Soms een stuk cultuur en soms een stuk viezigheid. Soms kunst en soms verderf. Soms echt en soms quasi. Soms de wedloop naar het populaire, dat in veler ogen synoniem is met het ordinaire en soms de vlucht naar het hoge en hoogste, die zó hoog voert, dat niemand meer de weg naar de begane grond kan terug vinden.
De radio betekent werk van zowel Beethoven als van Kareltje Klieder, ze betekent nieuws als zowel propaganda, een half uur variété naast een lezing over de betekenis van Freud. Of van Bella Bartok. Of van Johannes Vermeer naast Van Meegeren. Of van Nietsche en Hegel en Schubert en Jascha Heifetz.
‘De’ radio kan nooit goed of slecht, vervelend of boeiend, amusant of ordinair zijn in haar geheel. Omdat ze teveel omvat om als een geheel te beschouwd kunnen worden. De fout zit dan ook ergens anders. Zij zit in het feit dat velen hun toestel nog wel horen maar niet luisteren, dat zij de geluiden die uit het kastje komen beschouwen als een soort van achtergrond van het gesprek in de huiskamer, als een prettige niet al te dure opvulling van de pauzes in die gesprekken. Dat zij diezelfde radio pas goed gaan opmerken als zij geen geluid meer geeft. Of omdat er een storing is, of omdat het bijvoorbeeld twaalf uur in de nacht is en de omroeper goedenacht en welterusten heeft gewenst.
De radio is er om beluisterd te worden door mensen, die kiezen wat zij wensen te horen. Het kan een concert zijn of een lezing, een half uur cabaret of een zangrecital en desnoods de Bonte Avond zijn. Maar zij is er beslist niet om ‘teruggedraaid’ te worden als zij te luid en ‘verdraaid’ te worden als er in de stee van de populaire muziek (die zo ‘lekker’ op de achtergrond van het in meerdere of mindere mate aanwezig bewustzijn doorsuddert) bijvoorbeeld een lezing of hoorspel of een andere uiting van zogenaamde ‘gesproken woord’ komt.
De programma’s van de radio zijn er om geselecteerd te worden, door bepaalde mensen die bepaalde dingen beslist willen horen en andere zeer beslist niet. Ze zijn een spiegel van de wetenschap, kunst, cultuur en amusement en er is (of er behoort te zijn) voor een ieder wat. Maar zij, die hun toestel laten doorflodderen op de achtergrond van hun politieke ruzies of gesprekken of hun spelletje klaverjas of kien hebben de betekenis van de radio nog steeds niet begrepen en onderschatten de waarde ervan op een voor hemzelf schadelijke en voor anderen hinderlijke wijze.
Er is zeer zeker in ‘de’ radio nog veel, dat niet goed is en dat noodzakelijke verbetering behoeft, maar evenzeer staat het vast dat in het miljoenenleger van de luisteraars tien- en honderdenduizenden het werkelijke luisteren nog moeten leren.’
Wijze woorden van liefst 55 jaar geleden die zo andermaal – ingevuld met een aantal andere namen en gebruiksartikelen en spelletjes – zo weer als ingezonden brief in uw favoriete krant of mediatijdschrift zou kunnen verschijnen. Let wel voor de gemiddelde Nederlander. Voor ons is ‘de radio’ wel iets véél meer geworden en zal dit ook altijd blijven.
Bladerend door oude tijdschriften kwam ik er recentelijk ook achter dat op 25 januari 1949, toen nog op heel bescheiden schaal, de eerste bijeenkomst werd gehouden van wat later uitgroeide tot de jaarlijkse uitreiking van The Emmy Awards. Een bijeenkomst die werd gehouden in The Hollywood Athletic Club. Een maand dat Californië internationaal ook in de belangstelling kwam doordat voor het eerst in de historie gewag werd gemaakt van opmerkelijke sneeuwval in Los Angeles. Op 25 januari werden er trouwens ook de eerste verkiezingen gehouden en de toen nieuwe staat Israël. Als eerste premier werd Ben Gurion destijds benoemd.
Op 2 maart, een half jaar voor ik werd geboren, landde in Forth Worth, in de Amerikaanse staat Texas, een vliegtuig met de naam Lucky Lady II. Op zich totaal niet belangrijk ware het niet dat het ging om het allereerste vliegtuig dat de eerste non-stop vlucht rond de wereld maakte.
De radio-encyclopedie van 1949 leerde me dat er nog anonimiteit bestond voor bepaalde personen in omroepland. ‘Naamloosheid van medewerkers aan radio-uitzendingen komt slechts sporadisch voor. De NCRV heeft enige naamloze medewerkers, ondermeer voor de schriftlezing en de meditatie, waarmee steeds de morgenuitzending wordt begonnen. Maar het komt ook voor in het programma de avondoverdenking.’De reden dat de NCRV dit destijds hanteerde, had vooral te maken met het gegeven dat binnen de Christelijke omroep ook allerlei orthodoxe groeperingen waren vertegenwoordigd, waardoor gekozen werd voor een zo veel mogelijk
onpersoonlijk karakter van uitzendingen. Elke uitzenddag van de NCRV eindigde met een avondoverdenking, die om kwart voor elf werd uitgezonden. Het werd ingeleid en beëindigd met koorzang of orgelspel. Telkens werden de avondoverdenkingen gedurende veertien dagen verzorgd door dezelfde predikant, met als reden enige lijn in de overdenkingen te waarborgen.
De toen veertigjarige G.P.Bakker was destijds redacteur van ‘De Radiogids’. Geboren te Heiloo, doorliep hij de 5-jarige HBS in Alkmaar en ging in de journalistiek in Alkmaar en had later Deventer als basis. In 1930 volgde een journalistieke benoeming aan ‘De Radiogids’. Hij weigerde in 1941 bij de tijdelijke opheffing van ‘De Radiogids’ en de VARA – waaraan het tijdschrift was verbonden – over te stappen naar de Nederlandsche Omroep. Brood moest, hoe moeilijk dat ook zou blijken, op de plank blijven komen en dus startte hij met het echtpaar Olff-van Boven het schriftelijk instituut voor onderwijs ‘Imova’ op. Na de bevrijding werd hij benoemd tot Hoofdredacteur van ‘De Radiogids’ en werd tevens adviserend lid van het VARA bestuur.
Ook in 1949 was er een Frans Bauer bekend binnen de omroepwereld. Hij werd in 1910 geboren in Den Helder en kwam na de middelbare schooltijd via een kantoor terecht bij de omroep om te gaan werken bij het vertaalbureau van de nieuwsdienst. Werd in 1936 chef van de afdeling programmavertaalbureau, bij het Centraal Bureau voor de Omroep in Nederland. In 1945 werd hij aangesteld bij de afdeling Programmabouw van Radio Herrijzend Nederland. Werkte verder bij de stichting ‘Radio Nederland in de overgangstijd’ en de stichting ‘Nederlandse Radio Unie’. In 1948 werd hij door de VARA aangezocht om als hoofd van de afdeling Programmabouw te komen werken waarbij hij tevens benoemd werd tot administrateur van de muziekafdeling.
Ook was de radiowereld in het bezit van critici. Eén van de actiefste rond 1949 was Piet Beishuizen. In 1914 was hij geboren in Amsterdam en zijn visitekaartje gaf ‘journalist, filmcriticus en radiocriticus’ aan. Hij had zowel vaste als losse verbintenissen met tal van dag- en weekbladen, waarbij hij zowel vanuit binnen- als buitenland berichtte. Na de bevrijding ging hij zich specialiseren in programmavraagstukken van radio en toekomstige televisie. Ook kwam hij in dienst van de omroep. Zowel bij Radio Herrijzend Nederland, Radio in Nederland in de Overgangstijd als Radio Nederland Wereldomroep had hij dienstverbanden.
In 1948 volgde aanstelling tot programmaleider bij ‘Philips Experimentele Televisie’ in Eindhoven. In 1949 schreef hij tevens het ‘Luisteraars Logboek’ in Dagblad Het Parool en ‘Aetherische notities’ in de Groene Amsterdammer.
De radio bracht ons verder ‘De Bonte Dinsdagavondtrein’. Een vrolijk cabaretprogramma dat iedere dinsdagavond, behalve in de maanden juni tot en met september, door de AVRO werd uitgezonden. Het lied van de Bonte Dinsdagavondtrein luidde: ‘Elke dinsdag doet een bonte dinsdagavondtrein alle huizen aan van ons land. En ze leert de mensen weer een beetje vrolijk te zijn. Overal waar zij belandt. Tjoeke, tjoeke, tjoeke, tjoeke, tjoeke, tjoeke. Geeft haar veilig spoor. Tjoeke, tjoeke, tjoeke tjoeke, tjoeke. Laat haar lachend door! Want de volgepropte dinsdagavondtrein puft u zorgen aan de kant.’
Het programma was immens populair en er zou bijna geen mens op straat zijn geweest ten tijde van de uitzendingen. Het hele gezin zat rond de tafel te luisteren en vele later grote artiesten deden hun debuut in dit AVRO programma: Bob Scholte, de Wama’s, Snip en Snap, Toon Hermans, en Willy Alberti is zo maar een aantal van de velen die de eerste keer via De Bonte Dinsdagavondtrein de ether in werden geslingerd. Het programma werd voor het eerst uitgezonden in 1936 en liep door tot en met 1957.
Bij de AVRO liep inmiddels ook al enige tijd de in 1922 geboren Herman Broekhuizen rond. Hij was hoofd van de afdeling Jeugduitzendingen. Na de middelbare school had hij de Kweekschool gedaan en tevens zijn Hoofdakte gehaald. Daarnaast studeerde hij muziek aan het Conservatorium in Den Haag. Tijdens zijn dienstverband tot en met 1949 bij de AVRO, had hij al vele kinderboekjes en kinderliedjes geschreven en was hij leider van het AVRO kinderkoor ‘Jacob Hamel’. Maar vooral was hij bij ons bekend als de man binnen het programma ‘Kleutertje Luister’ waarin hij werd bijgestaan door Lily Petersen en Ary Snoek (aan de piano).
Natuurlijk waren er in Amerika weer enorme hoge omzetten als het ging om de platenverkoop. Goud was er ondermeer voor Patti Andrews en het orkest
onder leiding van Gordon Jenkins met het nummer ‘Can I dream, can’t I’. Het was een soloplaat voor één van de drie Andrew Sisters die al voor de oorlog wereldwijd successen hadden. Het was van origine een nummer dat al in 1937 geschreven werd door Irving Kahal, terwijl Sammy Fain voor de muziektoevoeging zorgde. Maar ook ‘Rudolph the red nosed reindeer" bereikte goud. Bijna op elke cd, die heden ten dage rond de Kersttijd uitkomt en kerstliederen bevat, is er wel een nummer waarin Rudolph figureert. De eerste versie werd gezongen door Gene Autry en haalde op het Columbia label destijds een omzet van 1 miljoen in 1949. Schrik niet, maar tot 1970 liep dit aantal op tot 60 miljoen exemplaren, dankzij 450 verschillende versies die destijds al werden opgenomen.
Een ander bekend nummer dat goud maakte was ‘I’ve got my love to keep me warm’ van Les Brown and His Orchestra. Het was één van de muziekstukken uit de film ‘On the avenue’. Deze film kwam in 1937 uit en de muziek was geschreven door Irving Berlin. Eigenlijk kon je dus in 1949 spreken dat ‘I got my love to keep me warm’ behoorde tot de songs die in revival gingen. Aan de andere kant kun je dit tegenspreken, want de muziek uit de film werd niet aan het toenmalige vinyl toevertrouwd. Pas in 1946 was dit het geval.
Tenslotte wil ik het in deze aflevering omtrent 1949 nog hebben over het onderwerp ‘community singing’. Bij bijzondere gebeurtenissen werd door de Nederlandse Radio Unie destijds aan ‘community singing’ gedaan, een voor die tijd wel een prachtig stukje radiotechniek. Een mooi voorbeeld hiervan was toen in december 1948 liefst zeven zalen vol zanglustigen in even zo vele plaatsen in Europa met elkaar verbonden waren. Londen, Parijs, Brussel, Kopenhagen, Stockholm, Oslo en Amsterdam waren de plaatsen en Hilversum was het centrale schakelcentrum. Ze konden elkaar horen zingen, want de bevriende omroepen in de bij de plaatsen behorende landen, zonden het programma tegelijkertijd ook uit. Een vervroegde versie van de Eurovisie zou je kunnen zeggen. De technische problemen welke destijds overwonnen dienden te worden, waren vrij groot. Er waren wel kabelverbindingen gerealiseerd met een aantal van de landen, maar in Scandinavië was er in de tijd alleen maar een directe verbinding met Stockholm. Vandaar uit werden de verbindingen gelegd met Kopenhagen en Oslo.
De Radio Encyclopedie uit 1949 meldt verder over deze speciale uitzending: ‘De spanning over het al dan niet slagen was dan ook bijzonder groot. Wel waren uitgebreide nachtrepetities aan de uitzendingen vooraf gegaan en was men van de medewerkers van de PTT en de betrokken omroepstations overtuigd. Aangezien echter de nadruk bij deze speciale uitzendingen niet ligt op de kwaliteit ervan (men zegt bij een dergelijke uitzending immers niet ‘wat mooi is dat’ maar ‘wat interessant is dat’) speculeerde men voornamelijk op de psychologische factor. Namelijk het in contact brengen van zeven groepen mensen van minimaal zeven verschillende nationaliteiten. Maar men voelde wel dat, wanneer één van de medewerkers zou uitvallen, dit contact, deze sfeer van de uitzending, zou zijn gebroken. En juist de sfeer was iets waaraan zelfs een deel van de zekerheid van over het welslagen van de uitzending werd opgeofferd.’
De aankondigingteksten van de omroepers der verschillende omroepen waren destijds zorgvuldig getimed zodat zowel de verbindingsman en de producer van het programma de uitzending lieten starten met de eerste oproep aan de deelnemers gelijktijdig in alle omroepstudio’s noodzakelijke schakelingen te doen. Daarna klonken in alle landen en aangesloten zalen op hetzelfde ogenblik: ‘Hier is Hilversum, de VARA’. ‘Hallo Londen, kunt u mij verstaan ?’ enzovoorts, waarna alle landen zich meldden. Pas daarna wist men met zekerheid dat de circuits in orde waren.
Dat men bij het organiseren van een programma als deze in die tijd nog voor andere dan technische problemen kon komen te staan, merkte men bij een andere gelegenheid. Op het programma stond een toen al vrij bekend lied ‘Er is een roos ontsprongen’. Gelijk aan alle andere uitzendingen in het kader van ‘community singing’ dit door alle deelnemers in alle landen tegelijk zouden worden gezongen. Tijdens de nachtelijke repetities bleek echter het tempo dat in Frankrijk bij het ten gehore brengen van dit lied veel lager lag dan in andere landen. Er werd een oplossing gevonden door de deelnemers in Parijs tijdens de echte uitzending van dit lied alleen maar te laten luisteren.
Ik hoop dat u genoten hebt van de herinneringen uit mijn geboortejaar, die ik slechts heb verkregen uit overdracht van andere personen en bronnen. We komen nog wel een paar keer terug in het jaar 1949.
Bronnen:
Wikipedia Free Encyclopedia 1949. Internetsite
Zuylen, J.J.L. van (Ed.) (1949) Radio Encyclopaedie Amsterdam, Breughel
Murrells, Joseph (Ed.) (1974) The book of golden discs, London, Barrie and Jenkins
Foto's:
Archief Hans Knot
Archief Freewave Media Magazine
Archief wijlen Joop Landré
Foto-omschrijving:
1: VARA studio
2: Frans Bauer
3: Piet Beishuizen
4: Herrijzend Nederland
5: Bonte Dinsdagavond Trein
6: Bob Scholte
7: Wama's
8: Snip & Snap
9: Les Brown
Hans Knot heeft die periode ook intens beleefd, hoewel hij nooit heeft meegedaan aan de toen populaire drang van de jeugd om allerlei drugs te beproeven dan wel zich te storten op groepsseks. Hij kwam dan ook uit een zeer Katholiek gezin, waarbij pastoor Schoenmaker van de Sint Franciscuskerk aan de Zaagemuldersweg in Groningen eigenlijk een dubbelrol speelde. Hans Knot dook voor u in zijn geboortejaar 1949 en dus wordt hij dit jaar lid van de club van de dubbele vijf.
Laten we maar beginnen met de kerkelijke zaken. Ten eerste was pastoor Schoenmaker vaste scheerklant van mijn kappersvader, waarbij moeder Knot vaak wist welke handdoek van pastoor Schoenmaker was daar deze nooit zijn hoofd waste en toch naar Majazeep stonk. Bovendien was de beste man altijd te prikkelen voor verjaardagen en andere festiviteiten om te eindigen, al zittende op de grond, in bepaalde staat. Dit alles al gevolg van andermaal – zoals moeder Knot telkens weer bevestigde – té veel aan advocaatjes. Maar de beste man was bij de scholieren van Katholieke afkomst is zijn wijk ook verantwoordelijk voor het geven van seksuele voorlichting op de zogenaamde ‘zestienjarigen cursus’. U begrijpt het al: alles wat niet mocht werd ons door de Eerwaardige Pastoor verteld en wat er wel mocht? Dat kon jezelf nog uitzoeken. Trouwens het was een bijeenkomst georganiseerd in 1965 vanuit de Katholieke Kerk waar dezelfde pastoor Schoenmaker voor het eerst een gecombineerde bijeenkomst van meisjes en jongens voorzat. De kat op het spek binden, achteraf gezien. Maar ik neem u verder mee terug en wel naar het jaar 1949.
Natuurlijk is het voor mij, als geborene in het jaar 1949, totaal onmogelijk dit keer eigen herinneringen ten berde te brengen en zal ik moeten duiken in mijn archief om toch leuke en minder aangename zaken naar boven te kunnen halen. Januari 1949 is ondermeer de geschiedenisboeken ingegaan als de maand waarin President Truman van de Verenigde Staten de politiek van de ‘Fair Deal’ introduceerde. Doel was zowel op politiek als sociaal gebied verregaande vooruitgang na te streven voor iedere burger. Hij maakte het voor het eerst bekend tijdens de jaarlijkse ‘State of the Union’, die dat jaar op 5 januari aan het Congres werd voorgelezen. Hij stelde vooral sociale en economische veranderingen voor en vroeg de leden van het Congres verder de programma’s op het gebied van nationale veiligheid, het milieu en de huisvesting te ondersteunen en financieren. Hij ging met zijn plannen op het gebied van de burgerrechten en sociale verzekeringen ook veel verder dan zijn voorganger, president Franklin Roosevelt. Truman zou het jaar 1949 nog volop aan de bak moeten gezien zowel de Koude Oorlog als de Koreaanse strijd veel van zijn energie zouden opslokken.
In de maand februari vond in Hongarije het proces plaats tegen kardinaal Mindszenty die door de communistische regering van het land in de december 1948 was gearresteerd wegens verraad en samenzwering tegen de regering. Ook zou hij verzet hebben gepleegd tegen de wetgever. Op 8 februari werd hij, na een proces van vijf dagen, veroordeeld tot levenslange gevangenisstraf. In de Westerse wereld werd aangenomen dat Mindszenty, die voor de rechtbank aan het ten laste gelegde had bekend, onder invloed van drugs was gebracht en tijdens het verhoor ook meerdere malen was mishandeld om op die manier een bekennen af te dwingen. Enkele dagen later, op 12 februari 1949, verklaarde de toenmalige Paus, Pius XII, dat alle bij het proces betrokkenen nooit meer binnen de Katholieke Kerk geduld zouden worden.
Maar hoe zat het destijds eigenlijk met die goede oude radio. Ik neem u derhalve mee naar een geschrift uit het jaar 1949 waarin S.de Vries jr. dit door ons geliefde medium destijds beschreef: ‘In de krant schrijft een journalist over ‘de’ radio, die goed of slecht is, naar zijn mening. In de Kamer geeft één der leden zijn mening over ‘de’ radio. De minister antwoordt. Of antwoordt niet. In de huiskamer zegt de jongste zoon, dat het niks meer is met ‘de’ radio tegenwoordig en de op een na jongste dochter snauwt hem af omdat zij het nu eenmaal wel wat vindt. Altijd gaat het om ‘de’ radio en niemand weet precies wat er bedoeld wordt. Want was is ‘de’ radio? Soms een stuk cultuur en soms een stuk viezigheid. Soms kunst en soms verderf. Soms echt en soms quasi. Soms de wedloop naar het populaire, dat in veler ogen synoniem is met het ordinaire en soms de vlucht naar het hoge en hoogste, die zó hoog voert, dat niemand meer de weg naar de begane grond kan terug vinden.
De radio betekent werk van zowel Beethoven als van Kareltje Klieder, ze betekent nieuws als zowel propaganda, een half uur variété naast een lezing over de betekenis van Freud. Of van Bella Bartok. Of van Johannes Vermeer naast Van Meegeren. Of van Nietsche en Hegel en Schubert en Jascha Heifetz.
‘De’ radio kan nooit goed of slecht, vervelend of boeiend, amusant of ordinair zijn in haar geheel. Omdat ze teveel omvat om als een geheel te beschouwd kunnen worden. De fout zit dan ook ergens anders. Zij zit in het feit dat velen hun toestel nog wel horen maar niet luisteren, dat zij de geluiden die uit het kastje komen beschouwen als een soort van achtergrond van het gesprek in de huiskamer, als een prettige niet al te dure opvulling van de pauzes in die gesprekken. Dat zij diezelfde radio pas goed gaan opmerken als zij geen geluid meer geeft. Of omdat er een storing is, of omdat het bijvoorbeeld twaalf uur in de nacht is en de omroeper goedenacht en welterusten heeft gewenst.
De radio is er om beluisterd te worden door mensen, die kiezen wat zij wensen te horen. Het kan een concert zijn of een lezing, een half uur cabaret of een zangrecital en desnoods de Bonte Avond zijn. Maar zij is er beslist niet om ‘teruggedraaid’ te worden als zij te luid en ‘verdraaid’ te worden als er in de stee van de populaire muziek (die zo ‘lekker’ op de achtergrond van het in meerdere of mindere mate aanwezig bewustzijn doorsuddert) bijvoorbeeld een lezing of hoorspel of een andere uiting van zogenaamde ‘gesproken woord’ komt.
De programma’s van de radio zijn er om geselecteerd te worden, door bepaalde mensen die bepaalde dingen beslist willen horen en andere zeer beslist niet. Ze zijn een spiegel van de wetenschap, kunst, cultuur en amusement en er is (of er behoort te zijn) voor een ieder wat. Maar zij, die hun toestel laten doorflodderen op de achtergrond van hun politieke ruzies of gesprekken of hun spelletje klaverjas of kien hebben de betekenis van de radio nog steeds niet begrepen en onderschatten de waarde ervan op een voor hemzelf schadelijke en voor anderen hinderlijke wijze.
Er is zeer zeker in ‘de’ radio nog veel, dat niet goed is en dat noodzakelijke verbetering behoeft, maar evenzeer staat het vast dat in het miljoenenleger van de luisteraars tien- en honderdenduizenden het werkelijke luisteren nog moeten leren.’
Wijze woorden van liefst 55 jaar geleden die zo andermaal – ingevuld met een aantal andere namen en gebruiksartikelen en spelletjes – zo weer als ingezonden brief in uw favoriete krant of mediatijdschrift zou kunnen verschijnen. Let wel voor de gemiddelde Nederlander. Voor ons is ‘de radio’ wel iets véél meer geworden en zal dit ook altijd blijven.
Bladerend door oude tijdschriften kwam ik er recentelijk ook achter dat op 25 januari 1949, toen nog op heel bescheiden schaal, de eerste bijeenkomst werd gehouden van wat later uitgroeide tot de jaarlijkse uitreiking van The Emmy Awards. Een bijeenkomst die werd gehouden in The Hollywood Athletic Club. Een maand dat Californië internationaal ook in de belangstelling kwam doordat voor het eerst in de historie gewag werd gemaakt van opmerkelijke sneeuwval in Los Angeles. Op 25 januari werden er trouwens ook de eerste verkiezingen gehouden en de toen nieuwe staat Israël. Als eerste premier werd Ben Gurion destijds benoemd.
Op 2 maart, een half jaar voor ik werd geboren, landde in Forth Worth, in de Amerikaanse staat Texas, een vliegtuig met de naam Lucky Lady II. Op zich totaal niet belangrijk ware het niet dat het ging om het allereerste vliegtuig dat de eerste non-stop vlucht rond de wereld maakte.
De radio-encyclopedie van 1949 leerde me dat er nog anonimiteit bestond voor bepaalde personen in omroepland. ‘Naamloosheid van medewerkers aan radio-uitzendingen komt slechts sporadisch voor. De NCRV heeft enige naamloze medewerkers, ondermeer voor de schriftlezing en de meditatie, waarmee steeds de morgenuitzending wordt begonnen. Maar het komt ook voor in het programma de avondoverdenking.’De reden dat de NCRV dit destijds hanteerde, had vooral te maken met het gegeven dat binnen de Christelijke omroep ook allerlei orthodoxe groeperingen waren vertegenwoordigd, waardoor gekozen werd voor een zo veel mogelijk
onpersoonlijk karakter van uitzendingen. Elke uitzenddag van de NCRV eindigde met een avondoverdenking, die om kwart voor elf werd uitgezonden. Het werd ingeleid en beëindigd met koorzang of orgelspel. Telkens werden de avondoverdenkingen gedurende veertien dagen verzorgd door dezelfde predikant, met als reden enige lijn in de overdenkingen te waarborgen.
De toen veertigjarige G.P.Bakker was destijds redacteur van ‘De Radiogids’. Geboren te Heiloo, doorliep hij de 5-jarige HBS in Alkmaar en ging in de journalistiek in Alkmaar en had later Deventer als basis. In 1930 volgde een journalistieke benoeming aan ‘De Radiogids’. Hij weigerde in 1941 bij de tijdelijke opheffing van ‘De Radiogids’ en de VARA – waaraan het tijdschrift was verbonden – over te stappen naar de Nederlandsche Omroep. Brood moest, hoe moeilijk dat ook zou blijken, op de plank blijven komen en dus startte hij met het echtpaar Olff-van Boven het schriftelijk instituut voor onderwijs ‘Imova’ op. Na de bevrijding werd hij benoemd tot Hoofdredacteur van ‘De Radiogids’ en werd tevens adviserend lid van het VARA bestuur.
Ook in 1949 was er een Frans Bauer bekend binnen de omroepwereld. Hij werd in 1910 geboren in Den Helder en kwam na de middelbare schooltijd via een kantoor terecht bij de omroep om te gaan werken bij het vertaalbureau van de nieuwsdienst. Werd in 1936 chef van de afdeling programmavertaalbureau, bij het Centraal Bureau voor de Omroep in Nederland. In 1945 werd hij aangesteld bij de afdeling Programmabouw van Radio Herrijzend Nederland. Werkte verder bij de stichting ‘Radio Nederland in de overgangstijd’ en de stichting ‘Nederlandse Radio Unie’. In 1948 werd hij door de VARA aangezocht om als hoofd van de afdeling Programmabouw te komen werken waarbij hij tevens benoemd werd tot administrateur van de muziekafdeling.
Ook was de radiowereld in het bezit van critici. Eén van de actiefste rond 1949 was Piet Beishuizen. In 1914 was hij geboren in Amsterdam en zijn visitekaartje gaf ‘journalist, filmcriticus en radiocriticus’ aan. Hij had zowel vaste als losse verbintenissen met tal van dag- en weekbladen, waarbij hij zowel vanuit binnen- als buitenland berichtte. Na de bevrijding ging hij zich specialiseren in programmavraagstukken van radio en toekomstige televisie. Ook kwam hij in dienst van de omroep. Zowel bij Radio Herrijzend Nederland, Radio in Nederland in de Overgangstijd als Radio Nederland Wereldomroep had hij dienstverbanden.
In 1948 volgde aanstelling tot programmaleider bij ‘Philips Experimentele Televisie’ in Eindhoven. In 1949 schreef hij tevens het ‘Luisteraars Logboek’ in Dagblad Het Parool en ‘Aetherische notities’ in de Groene Amsterdammer.
De radio bracht ons verder ‘De Bonte Dinsdagavondtrein’. Een vrolijk cabaretprogramma dat iedere dinsdagavond, behalve in de maanden juni tot en met september, door de AVRO werd uitgezonden. Het lied van de Bonte Dinsdagavondtrein luidde: ‘Elke dinsdag doet een bonte dinsdagavondtrein alle huizen aan van ons land. En ze leert de mensen weer een beetje vrolijk te zijn. Overal waar zij belandt. Tjoeke, tjoeke, tjoeke, tjoeke, tjoeke, tjoeke. Geeft haar veilig spoor. Tjoeke, tjoeke, tjoeke tjoeke, tjoeke. Laat haar lachend door! Want de volgepropte dinsdagavondtrein puft u zorgen aan de kant.’
Het programma was immens populair en er zou bijna geen mens op straat zijn geweest ten tijde van de uitzendingen. Het hele gezin zat rond de tafel te luisteren en vele later grote artiesten deden hun debuut in dit AVRO programma: Bob Scholte, de Wama’s, Snip en Snap, Toon Hermans, en Willy Alberti is zo maar een aantal van de velen die de eerste keer via De Bonte Dinsdagavondtrein de ether in werden geslingerd. Het programma werd voor het eerst uitgezonden in 1936 en liep door tot en met 1957.
Bij de AVRO liep inmiddels ook al enige tijd de in 1922 geboren Herman Broekhuizen rond. Hij was hoofd van de afdeling Jeugduitzendingen. Na de middelbare school had hij de Kweekschool gedaan en tevens zijn Hoofdakte gehaald. Daarnaast studeerde hij muziek aan het Conservatorium in Den Haag. Tijdens zijn dienstverband tot en met 1949 bij de AVRO, had hij al vele kinderboekjes en kinderliedjes geschreven en was hij leider van het AVRO kinderkoor ‘Jacob Hamel’. Maar vooral was hij bij ons bekend als de man binnen het programma ‘Kleutertje Luister’ waarin hij werd bijgestaan door Lily Petersen en Ary Snoek (aan de piano).
Natuurlijk waren er in Amerika weer enorme hoge omzetten als het ging om de platenverkoop. Goud was er ondermeer voor Patti Andrews en het orkest
onder leiding van Gordon Jenkins met het nummer ‘Can I dream, can’t I’. Het was een soloplaat voor één van de drie Andrew Sisters die al voor de oorlog wereldwijd successen hadden. Het was van origine een nummer dat al in 1937 geschreven werd door Irving Kahal, terwijl Sammy Fain voor de muziektoevoeging zorgde. Maar ook ‘Rudolph the red nosed reindeer" bereikte goud. Bijna op elke cd, die heden ten dage rond de Kersttijd uitkomt en kerstliederen bevat, is er wel een nummer waarin Rudolph figureert. De eerste versie werd gezongen door Gene Autry en haalde op het Columbia label destijds een omzet van 1 miljoen in 1949. Schrik niet, maar tot 1970 liep dit aantal op tot 60 miljoen exemplaren, dankzij 450 verschillende versies die destijds al werden opgenomen.
Een ander bekend nummer dat goud maakte was ‘I’ve got my love to keep me warm’ van Les Brown and His Orchestra. Het was één van de muziekstukken uit de film ‘On the avenue’. Deze film kwam in 1937 uit en de muziek was geschreven door Irving Berlin. Eigenlijk kon je dus in 1949 spreken dat ‘I got my love to keep me warm’ behoorde tot de songs die in revival gingen. Aan de andere kant kun je dit tegenspreken, want de muziek uit de film werd niet aan het toenmalige vinyl toevertrouwd. Pas in 1946 was dit het geval.
Tenslotte wil ik het in deze aflevering omtrent 1949 nog hebben over het onderwerp ‘community singing’. Bij bijzondere gebeurtenissen werd door de Nederlandse Radio Unie destijds aan ‘community singing’ gedaan, een voor die tijd wel een prachtig stukje radiotechniek. Een mooi voorbeeld hiervan was toen in december 1948 liefst zeven zalen vol zanglustigen in even zo vele plaatsen in Europa met elkaar verbonden waren. Londen, Parijs, Brussel, Kopenhagen, Stockholm, Oslo en Amsterdam waren de plaatsen en Hilversum was het centrale schakelcentrum. Ze konden elkaar horen zingen, want de bevriende omroepen in de bij de plaatsen behorende landen, zonden het programma tegelijkertijd ook uit. Een vervroegde versie van de Eurovisie zou je kunnen zeggen. De technische problemen welke destijds overwonnen dienden te worden, waren vrij groot. Er waren wel kabelverbindingen gerealiseerd met een aantal van de landen, maar in Scandinavië was er in de tijd alleen maar een directe verbinding met Stockholm. Vandaar uit werden de verbindingen gelegd met Kopenhagen en Oslo.
De Radio Encyclopedie uit 1949 meldt verder over deze speciale uitzending: ‘De spanning over het al dan niet slagen was dan ook bijzonder groot. Wel waren uitgebreide nachtrepetities aan de uitzendingen vooraf gegaan en was men van de medewerkers van de PTT en de betrokken omroepstations overtuigd. Aangezien echter de nadruk bij deze speciale uitzendingen niet ligt op de kwaliteit ervan (men zegt bij een dergelijke uitzending immers niet ‘wat mooi is dat’ maar ‘wat interessant is dat’) speculeerde men voornamelijk op de psychologische factor. Namelijk het in contact brengen van zeven groepen mensen van minimaal zeven verschillende nationaliteiten. Maar men voelde wel dat, wanneer één van de medewerkers zou uitvallen, dit contact, deze sfeer van de uitzending, zou zijn gebroken. En juist de sfeer was iets waaraan zelfs een deel van de zekerheid van over het welslagen van de uitzending werd opgeofferd.’
De aankondigingteksten van de omroepers der verschillende omroepen waren destijds zorgvuldig getimed zodat zowel de verbindingsman en de producer van het programma de uitzending lieten starten met de eerste oproep aan de deelnemers gelijktijdig in alle omroepstudio’s noodzakelijke schakelingen te doen. Daarna klonken in alle landen en aangesloten zalen op hetzelfde ogenblik: ‘Hier is Hilversum, de VARA’. ‘Hallo Londen, kunt u mij verstaan ?’ enzovoorts, waarna alle landen zich meldden. Pas daarna wist men met zekerheid dat de circuits in orde waren.
Dat men bij het organiseren van een programma als deze in die tijd nog voor andere dan technische problemen kon komen te staan, merkte men bij een andere gelegenheid. Op het programma stond een toen al vrij bekend lied ‘Er is een roos ontsprongen’. Gelijk aan alle andere uitzendingen in het kader van ‘community singing’ dit door alle deelnemers in alle landen tegelijk zouden worden gezongen. Tijdens de nachtelijke repetities bleek echter het tempo dat in Frankrijk bij het ten gehore brengen van dit lied veel lager lag dan in andere landen. Er werd een oplossing gevonden door de deelnemers in Parijs tijdens de echte uitzending van dit lied alleen maar te laten luisteren.
Ik hoop dat u genoten hebt van de herinneringen uit mijn geboortejaar, die ik slechts heb verkregen uit overdracht van andere personen en bronnen. We komen nog wel een paar keer terug in het jaar 1949.
Bronnen:
Wikipedia Free Encyclopedia 1949. Internetsite
Zuylen, J.J.L. van (Ed.) (1949) Radio Encyclopaedie Amsterdam, Breughel
Murrells, Joseph (Ed.) (1974) The book of golden discs, London, Barrie and Jenkins
Foto's:
Archief Hans Knot
Archief Freewave Media Magazine
Archief wijlen Joop Landré
Foto-omschrijving:
1: VARA studio
2: Frans Bauer
3: Piet Beishuizen
4: Herrijzend Nederland
5: Bonte Dinsdagavond Trein
6: Bob Scholte
7: Wama's
8: Snip & Snap
9: Les Brown